Co:V0.2 Contra-indicatie&Overgevoeligheid

Uit informatiestandaarden
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Inleiding

Algemeen

Deze pagina beschrijft het functioneel ontwerp voor de informatiestandaard Contra-indicatie en Overgevoeligheden (CiO). Dit functioneel ontwerp is onderdeel van de standaardenset voor Medicatieveiligheid. De standaardenset voor Medicatieveiligheid bestaat uit de informatiestandaarden MP9, CiO en Lab2Zorg. De informatiestandaard CiO is tot stand gekomen in samenwerking met een projectgroep met deelnemers uit verschillende domeinen in de zorg: huisartsen, specialisten, specialisten ouderenzorg, apothekers, verpleegkundigen, etc.

Bij het voorschrijven, verstrekken of toedienen van medicatie is voor de patiëntveiligheid een actueel medicatieoverzicht/basisset medicatiegegevens verplicht. Contra-indicaties en geneesmiddelovergevoeligheden zijn in dit overzicht essentieel. Een contra-indicatie (CI) is aandoening of kenmerk van een patiënt waarbij bepaalde geneesmiddelen niet, of alleen onder bepaalde voorwaarden, mogen worden toegepast. Een patiënt kan ook een allergie of niet-allergische overgevoeligheid hebben voor bepaalde geneesmiddelen. Bijwerkingen van geneesmiddelen kunnen schade toebrengen aan de gezondheid van een patiënt. Als zorgverleners rekening houden met contra-indicaties en geneesmiddelovergevoeligheden kan (vervolg)schade bij de patiënt worden beperkt of worden voorkomen. Het elektronisch verwerken en uitwisselen van contra-indicaties en geneesmiddelovergevoeligheden is van belang voor goede ondersteuning van zorgverleners bij medicatiebewaking op contra-indicatie en geneesmiddelovergevoeligheid.

Voor uitwisseling van contra-indicatie en overgevoeligheden worden de volgende zibs gebruikt:

Met daaraan gerelateerd de zibs:

Contra-indicaties en overgevoeligheden hebben een relatie met een bepaalde diagnose, verrichting, labuitslag of andere medische concepten. Deze concepten zijn niet in de zorginformatiebouwstenen MedicatieContraIndicatie en AllergieIntolerantie opgenomen. De relatie daarmee bestaat idealiter wel in de informatiesystemen van zorgverleners.

Op deze wiki-pagina worden de doelgroep, kaders & uitgangspunten en kwalificatie van Contra-indicatie en Overgevoeligheden nader toegelicht. Ook worden verschillende use cases beschreven. Onderaan deze wiki-pagina zijn de referenties en de paginahistorie opgenomen.

Doelgroep

De doelgroep voor deze pagina bestaat uit:

  • Productmanagers
  • Architecten
  • Ontwerpers
  • Ontwikkelaars
  • Testers van XIS- / AIS-leveranciers
  • Regio-organisaties
  • Nictiz

Dit functioneel ontwerp (FO) is opgesteld door de werkgroep ‘Contra-indicatie en Overgevoeligheid’ (zie lijst hieronder) en goedgekeurd door de autorisatieraad van Medicatieoverdracht.

  • Z-index
  • Pharmapartners
  • NFU
  • KNMP
  • LUMC
  • Stichting HealthBase
  • Lareb
  • NHG
  • NVZA
  • VZVZ
  • Nictiz

Kaders & Uitgangspunten

Richtlijn

De geneesmiddelovergevoeligheden en contra-indicaties zijn een verplicht onderdeel van het medicatieoverzicht zoals aangegeven in de Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de Keten, herziening 2018/2019.

In de KNMP-richtlijn Medicatiebewaking uit 2016 wordt contra-indicatie als één van de farmacotherapiegerelateerde problemen benoemd waarvoor medicatiebewaking moet worden uitgevoerd. In deze richtlijn worden aanbevelingen gedaan voor een optimale medicatiebewaking, zodat de patiënt zijn geneesmiddel veilig en efficiënt kan gebruiken. Medicatiebewaking vindt plaats in de eigen systemen, daarom moeten opgevraagde contra-indicatie, die door anderen zijn vastgelegd, overgenomen worden in de eigen systemen.

Afspraken uit het project Informatie-uitwisseling geneesmiddelovergevoeligheden staan in het document Registratie en Overdracht geneesmiddelovergevoeligheden januari 2017, versie 1. Het doel van dit project was het opstellen van afspraken over de kenmerken van geneesmiddelovergevoeligheden die uitgewisseld worden tussen zorgverleners en bepalen wat het uitwisselen van de kenmerken betekent voor de informatiestandaarden en –systemen.

Binnen het Programma Medicatieoverdracht zijn 10 stappen onderkend waarmee de informatievoorziening ten behoeve van medicatieveiligheid moet worden verbeterd. Deze 10 stappen zijn nodig om te komen tot een adequaat medicatieoverzicht. Stap 8 betreft de verbeteringen ten behoeve van contra-indicaties en overgevoeligheid. Zowel contra-indicaties als overgevoeligheid zijn opgenomen in het medicatieoverzicht en worden gebruikt bij medicatiebewaking door voorschrijvers en verstrekkers in alle domeinen van de zorg.

Vanuit het beheer van het Programma Medicatieoverdracht vindt de doorontwikkeling van de informatiestandaard CiO plaats. Het beheer wordt ingericht conform NEN7522.

De Nationale Contra-indicatielijst (NCI) is in de G-standaard opgenomen als Thesaurus 40. Binnen de zib Contra-Indicatie wordt de Contra-Indicatienaam hieruit overgenomen.

Homoniemen

De terminologie rondom contra-indicatie en contra-indicatieaard wordt niet altijd eenduidig gehanteerd. Z-Index kent twee grootheden, namelijk contra-indicatieaard en contra-indicatie. Het veld kent nog een derde grootheid, namelijk vastgelegde contra-indicatie in het dossier.


Hieronder de definitie van de verschillende termen:

  • Contra-indicatieaard: de lijst met items uit G-standaard thesaurus 40.
  • Contra-indicatie: de combinatie van vastgelegde contra-indicatie aard + geneesmiddel (de contra-indicatiecodes uit bestand 655).
  • Vastgelegde contra-indicatie: vastlegging van de constatering dat de contra-indicatie aanwezig is bij de patiënt en dat daar in de medicatiebewaking rekening mee gehouden moet worden.

In dit document wordt gebruik gemaakt van de term contra-indicatie als zijnde de vastgelegde contra-indicatie in het dossier van de patiënt.

Overgevoeligheid(sreactie)

In de afsprakenset 'Registratie en overdracht van geneesmiddelovergevoeligheden' wordt met overgevoeligheid(sreactie) bedoeld een allergie, niet-allergische overgevoeligheid(sreactie) (intolerantie) of één of meer onacceptabele bijwerkingen.

  1. Allergie (type B-bijwerking*) = Een allergie is een immuungerelateerde overgevoeligheid op stoffen die in contact komen met het lichaam of het lichaam binnen komen, zoals pollen, bijengif of geneesmiddelen[1].
  2. Niet-allergische overgevoeligheid (intolerantie) (type B-bijwerking*) = Een niet-allergische overgevoeligheid is een niet-immuungerelateerde overgevoeligheid, zoals een overgevoeligheid voor NSAID’s[2]). Deze overgevoeligheid wordt ook wel een intolerantie genoemd. De term intolerantie verdient echter niet de voorkeur.
  3. Bijwerking (type A-bijwerking*) = Een bijwerking is een schadelijk en/of onbedoeld effect dat optreedt bij de toepassing van een geneesmiddel in een gebruikelijke dosering voor preventie, diagnose of behandeling van een ziekte of aandoening’[3].


(*) Opmerkingen:

  • Een type A-bijwerking is dosisafhankelijk, voorspelbaar en gerelateerd aan het farmacologische effect. Binnen de context van dit document is er bewust voor gekozen om type A-bijwerking onder de overkoepelende term ‘overgevoeligheids(reactie)’ op te nemen, terwijl deze bijwerking strikt genomen niet onder de definitie van het begrip ‘overgevoeligheids(reactie)’ valt. In de praktijk is het wenselijk om bij het optreden van (onacceptabele) type A-bijwerkingen bepaalde kenmerken te registreren en uit te wisselen. Deze kenmerken komen overeen met de kenmerken die optreden bij allergische of niet-allergische overgevoeligheidsreacties;
  • Een type B-bijwerking is niet dosisafhankelijk, niet voorspelbaar en (meestal) niet gerelateerd aan het farmacologische effect.

Reikwijdte informatiestandaard

De reikwijdte van de informatiestandaard beslaat de functionele beschrijvingen en de dataset voor alle gegevensuitwisselingen binnen één of meerdere zorgprocessen (o.a. medicatiebewaking).

Infrastructuur

De berichten beschreven in deze informatiestandaard kunnen over elke willekeurige infrastructuur worden getransporteerd. De specificatie van de infrastructuur is buiten scope van deze informatiestandaard.

Wettelijke kaders

Contra-indicatie & overgevoeligheid is een informatiestandaard. Overeenkomstig de lagen van interoperabiliteit zijn aanvullende afspraken nodig om in de praktijk te komen tot implementatie van een informatieoverdracht. Daarbij gelden altijd de wettelijke kaders als uitgangspunt.

Kwalificatie

Op basis van dit FO en de daarbij behorende dataset wordt een kwalificatiescript opgesteld. Een kwalificatie bij Nictiz vindt plaats per systeemrol. Het opstellen van kwalificatiescripts valt buiten de scope van dit FO. Voor meer informatie zie de websitepagina over Nictiz kwalificaties of stuur een mail naar 'kwalificatie@nictiz.nl'. De kwalificatiescripts voor Contra-indicatie zijn te vinden op de volgende webpagina. De kwalificatiescripts voor Overgevoeligheid is te vinden op......

Nictiz biedt leveranciers de mogelijkheid hun producten en diensten te laten testen op correcte implementatie van informatiestandaarden. Voor meer informatie over het testen met de simulator vanuit ART-DECOR: Testen met ART-DECOR.

Use cases

Dit hoofdstuk bevat verschillende use cases voor zowel contra-indicatie als voor overgevoeligheid. Een use case is een specifieke beschrijving van een praktijksituatie in de zorg waarbij voor een concrete situatie het uitwisselen van informatie wordt beschreven aan de hand van actoren (mensen, systemen) en transacties (welke informatie wordt wanneer uitgewisseld). Een use case is een verbijzondering van een specifiek onderdeel van het zorgproces. Een informatiestandaard kan bestaan uit één of meerdere use cases. Iedere use case is gekoppeld met een scenario in ART-DECOR. Wanneer verschillende use cases gebruik maken van hetzelfde scenario kan een andere indeling gewenst zijn, bijvoorbeeld op basis van proces. In dit FO worden de volgende use cases geanalyseerd en uitgewerkt:

  • Use case 1 betreft het beschikbaarstellen en raadplegen van contra-indicatie t.b.v. medicatiebewaking (PULL);
  • Use case 2 betreft het sturen van een contra-indicatie naar een andere zorgverlener (PUSH);
  • Use case 3 betreft het beschikbaarstellen en raadplegen van overgevoeligheid t.b.v. medicatiebewaking (PULL);
  • Use case 4 betreft het sturen van een overgevoeligheid naar een andere zorgverlener (PUSH).

Use case 1 – Contra-indicatie (PULL)

Doel en Relevantie

De voorschrijver/verstrekker wil (opnieuw) medicatie voorschrijven en/of verstrekken en wil de medicatie toetsen op veiligheid.

Zie onderstaande patient journey om de relevantie van deze use case te begrijpen:

  • Medicatieoverzicht

Een patiënt wordt vanwege een hartstilstand opgenomen in het ziekenhuis. In de ambulance haalt de broeder het medicatieoverzicht op inclusief de contra-indicaties. Op de lijst is te lezen dat de internist op 15 mei 2008 Diabetes als contra-indicatie heeft vastgelegd. De broeder neemt dit over in zijn informatiesysteem. Contra-indicatie: Diabetes Mellitus, 15-5-2008, internist

  • Medicatieverificatie

Een medisch specialist uit het ziekenhuis wil medicatieverificatie uitvoeren voorafgaand aan het voorschrijven van medicatie. Hiervoor vraagt hij/zij alle contra-indicaties van de patiënt op als onderdeel van medicatieoverzicht. Voor het opvragen van contra-indicaties van een patiënt, is minimaal het identificatienummer van desbetreffende patiënt nodig. Daarnaast kan het verzoek tot het beschikbaarstellen van contra-indicatie(s) specifieker worden gemaakt door het toevoegen van een begindatum, einddatum, contra-indicatienaam of het identificatienummer van een contra-indicatie.

Proces en Context

Preproces

De medicatiebewaker is ingelogd in het informatiesysteem met juiste authenticatie en is geautoriseerd om contra-indicaties op te vragen.

Proces

  1. De zorgverlener die medicatiebewaking wil uitvoeren vraagt de bekende contra-indicaties op bij andere zorgverleners.
  2. Zorgverleners die een contra-indicatie hebben vastgelegd leveren deze op.
  3. Het informatiesysteem van de medicatiebewaker ontvangt het bericht en toont de gegevens op het scherm. Het informatiesysteem toont daarbij de medicatiebewakingssignalen.

Postproces

De contra-indicaties zijn opgevraagd en worden overzichtelijk getoond in het informatiesysteem van de medicatiebewaker en kunnen indien gewenst gebruikt worden bij de medicatiebewaking.

Bedrijfsrollen

Deze use case kent twee bedrijfsrollen, een overzicht is weergegeven in tabel 1.


Tabel 1. Bedrijfsrollen use case 1.

Bedrijfsrol Activiteit
Medicatiebewaker Vraagt contra-indicatie op
Contra-indicatie verstrekker Levert contra-indicatie op waarvan hijzelf de bron is. De contra-indicatie verstrekker kan een voorschrijver of verstrekker zijn.


Onderstaande afbeelding toont de bedrijfsrollen en de activiteiten die zij uitvoeren.

Figuur 1. Activiteitendiagram Opvragen en aanleveren contra-indicatielijst

Informatieoverdracht

Systemen & Systeemrollen

Alle bedrijfsrollen maken ieder gebruik van een informatiesysteem (XIS / AIS). Deze informatiesystemen kennen ieder verschillende systeemrollen, die het uitwisselen van gegevens tussen deze informatiesystemen mogelijk maken. Elk XIS / AIS per bedrijfsrol vervult 1 systeemrol, namelijk:

  • CIO-CIB [3]: beschikbaarstellend systeem; of
  • CIO-CIR [4]: raadplegend systeem.

Zie ook onderstaande afbeelding (figuur 2).

Figuur 2. Systemen en systeemrollen binnen opvragen en aanleveren contra-indicatie (PULL).

Transacties & Transactiegroepen

Het uitwisselen van gegevens tussen de verschillende systeemrollen gebeurt op basis van transacties, een verzameling van transacties (bijvoorbeeld een vraag- en antwoordbericht) vormt een zogeheten transactiegroep. Figuur 3 toont de samenhang tussen de bedrijfsrollen, bedrijfsprocessen, systeemrollen transacties en transactiegroepen die onderdeel uitmaken van beschikbaarstellen en raadplegen van contra-indicatie (PULL).

Figuur 3. Use case Diagram Opvragen en aanleveren contra-indicatie (PULL).

Zoals zichtbaar is in bovenstaande afbeelding, hebben sommige bedrijfsactiviteiten een bepaalde transactie tot gevolg. Deze transactie wordt uitgevoerd door een systeemrol, en maakt onderdeel uit van een transactiegroep. De gegevenselementen die als onderdeel van de transacties tussen systeemrollen worden uitgewisseld, zijn gespecificeerd in ART-DECOR.

Samenhang bedrijfsrollen, activiteiten, transacties, systeemrollen en transactiegroepen

Het overzicht in tabel 2 maakt het mogelijk direct de gewenste scenario’s, transactiegroepen en/of transacties te raadplegen in ART-DECOR.


Tabel 2. Referenties naar ART-DECOR transacties voor beschikbaarstellen en raadplegen van contra-indicatie (PULL).

Scenario: Transactiegroep: Transacties
Contra-Indicatie Contra-Indicatie (PULL) Beschikbaarstellen contra-indicatie

Raadplegen contra-indicatie

Use case 2 – Contra-indicatie (PUSH)

Doel en Relevantie

Een zorgverlener wil een andere zorgverlener actief op de hoogte stellen van een contra-indicatie.

Zie onderstaande patient journey om de relevantie van deze use case te begrijpen:

  • Ontslag

Een patiënt is vanwege een hartstilstand opgenomen in het ziekenhuis. In het ziekenhuis is op 7 juli 2019 een contra-indicatie voor Ischemische hartziekten vastgesteld en vastgelegd in het ziekenhuisinformatiesysteem. Bij ontslag wordt de contra-indicatie door de specialist verstuurd naar de huisarts en vaste apotheek van de patiënt. De huisarts en apotheek nemen deze contra-indicatie over in hun informatiesysteem. Bij medicatiebewaking door huisarts en apotheek wordt deze contra-indicatie nu ook gecontroleerd. Contra-indicatie: Ischemische hartziekten, 7-7-2019, cardioloog

Proces en Context

Preproces

De zorgverlener is ingelogd in het informatiesysteem met juiste authenticatie en is geautoriseerd om contra-indicatie te versturen. De ontvangende zorgverlener heeft een behandelrelatie met de patiënt.

Proces

  1. De zorgverlener van de sturende organisatie stuurt de contra-indicatie naar de ontvangende zorgorganisatie.
  2. Het informatiesysteem van de ontvangende zorgorganisatie ontvangt de contra-indicatie, toont de gegevens op het scherm van de zorgverlener en verwerkt deze zo nodig in het dossier van de patiënt zodat medicatiebewaking uitgevoerd wordt.

Postproces

De contra-indicatie is gestuurd naar de ontvangende organisatie. De contra-indicatie wordt overzichtelijk getoond aan de zorgverlener van de ontvangende organisatie.

Bedrijfsrollen

De use case kent twee bedrijfsrollen, zoals weergegeven in tabel 3.


Tabel 3. Bedrijfsrollen use case 2.

Bedrijfsrol Activiteit
Voorschrijver/verstrekker (sturende organisatie) Verstuurt de contra-indicatie van de patiënt naar een reeds bekende zorgorganisatie
Verstrekker/zorgverlener (ontvangende organisatie) Ontvangt de contra-indicatie van de sturende organisatie


Figuur 4 toont de bedrijfsrollen en de activiteiten die zij uitvoeren.

Figuur 4. Activiteitendiagram versturen contra-indicatie.

Informatieoverdracht

Systemen & Systeemrollen

Alle bedrijfsrollen maken gebruik van een informatiesysteem (XIS / AIS). De informatiesystemen kennen ieder verschillende systeemrollen, die het uitwisselen van gegevens tussen deze informatiesystemen mogelijk maken.

Elk XIS / AIS per bedrijfsrol vervult 1 systeemrol, namelijk:

  • CIO-CIS [1]: sturend systeem; of
  • CIO -CIO [2]: ontvangend systeem.

Zie ook onderstaande afbeelding (figuur 5).


Figuur 5. Systemen en systeemrollen binnen Versturen van contra-indicatie (PUSH)

Transacties & Transactiegroepen

Het uitwisselen van gegevens tussen de verschillende systeemrollen gebeurt op basis van transacties, een verzameling van transacties (bijvoorbeeld een vraag- en antwoordbericht) vormt een zogeheten transactiegroep.

Figuur 6 toont de samenhang tussen de bedrijfsrollen, bedrijfsprocessen, systeemrollen transacties en transactiegroepen die onderdeel uitmaken van Versturen contra-indicatie (PUSH).

Figuur 6. Use case Diagram Versturen contra-indicatie (PUSH).


Zoals zichtbaar is in bovenstaande afbeelding, hebben sommige bedrijfsactiviteiten een bepaalde transactie tot gevolg. Deze transactie wordt uitgevoerd door een systeemrol, en maakt onderdeel uit van een transactiegroep. De gegevenselementen die als onderdeel van de transacties tussen systeemrollen worden uitgewisseld, zijn gespecificeerd in ART-DECOR. Tabel 5 maakt het mogelijk direct de gewenste scenario’s, transactiegroepen en/of transacties te raadplegen in ART-DECOR.

Samenhang bedrijfsrollen, activiteiten, transacties, systeemrollen en transactiegroepen

Het overzicht in tabel 4 maakt het mogelijk direct de gewenste scenario’s, transactiegroepen en/of transacties te raadplegen in ART-DECOR.


Tabel 4. Referenties naar ART-DECOR transacties voor sturen en ontvangen van contra-indicatielijst (PUSH).

Scenario Transactiegroep Transacties
Contra-indicatie (2) Contra-indicatie (PUSH) Sturen contra-indicatie

Ontvangstbevestiging contra-indicatie

Use case 3 – Overgevoeligheid (PULL)

Doel en Relevantie

De voorschrijver/verstrekker wil (opnieuw) medicatie voorschrijven en/of verstrekken en wil de medicatie toetsen op veiligheid.

Zie onderstaande patient journey om de relevantie van deze use case te begrijpen:

  • Medicatieoverzicht

(Let op nog niet klaar!) Een patiënt wordt vanwege een hartstilstand opgenomen in het ziekenhuis. In de ambulance haalt de broeder het medicatieoverzicht op inclusief de overgevoeligheden. Op de lijst is te lezen dat de internist op 15 mei 2008 Diabetes als contra-indicatie heeft vastgelegd. De broeder neemt dit over in zijn informatiesysteem. Overgevoeligheid (wellicht tonen in een tabel vergelijkbaar met example instances in de zib): ...

  • Medicatieverificatie

Een medisch specialist uit het ziekenhuis wil medicatieverificatie uitvoeren voorafgaand aan het voorschrijven van medicatie. Hiervoor vraagt hij/zij alle overgevoeligheden van de patiënt op als onderdeel van medicatieoverzicht. Voor het opvragen van overgevoeligheden van een patiënt, is minimaal het identificatienummer van desbetreffende patiënt nodig.

  • Overgevoeligheid en reactie beschikbaarstellen en raadplegen bij ontslag uit het ziekenhuis

Een huisarts haalt gestructureerde overgevoeligheden en reacties bij een ziekenhuis op. Hiervoor vraagt hij/zij alle overgevoeligheden van de patiënt op als onderdeel van het ontslag. Voor het opvragen van overgevoeligheden en reacties van een patiënt, is minimaal het identificatienummer van desbetreffende patiënt nodig.

Proces en Context

Preproces

De medicatiebewaker is ingelogd in het informatiesysteem met juiste authenticatie en is geautoriseerd om overgevoeligheden op te vragen.

Proces

  1. De zorgverlener die medicatiebewaking wil uitvoeren vraagt de bekende overgevoeligheden op bij andere zorgverleners.
  2. Zorgverleners die een overgevoeligheid hebben vastgelegd leveren deze op.
  3. Het informatiesysteem van de medicatiebewaker ontvangt het bericht en toont de gegevens op het scherm. Het informatiesysteem toont daarbij de medicatiebewakingssignalen.

Postproces

De overgevoeligheden zijn opgevraagd en worden overzichtelijk getoond in het informatiesysteem van de medicatiebewaker en kunnen indien gewenst gebruikt worden bij de medicatiebewaking.

Bedrijfsrollen

Deze use case kent twee bedrijfsrollen, een overzicht is weergegeven in tabel 5.


Tabel 5. Bedrijfsrollen use case 3.

Bedrijfsrol Activiteit
Medicatiebewaker Vraagt overgevoeligheid op
Overgevoeligheid verstrekker Levert overgevoeligheid op waarvan deze verstrekker de bron is


Onderstaande afbeelding toont de bedrijfsrollen en de activiteiten die zij uitvoeren.

Figuur 7. Activiteitendiagram Opvragen en aanleveren overgevoeligheidslijst

Informatieoverdracht

Systemen & Systeemrollen

Alle bedrijfsrollen maken ieder gebruik van een informatiesysteem (XIS / AIS). Deze informatiesystemen kennen ieder verschillende systeemrollen, die het uitwisselen van gegevens tussen deze informatiesystemen mogelijk maken. Elk XIS / AIS per bedrijfsrol vervult 1 systeemrol, namelijk:

  • CIO-OVB [3]: beschikbaarstellend systeem; of
  • CIO-OVR [4]: raadplegend systeem.

Zie ook onderstaande afbeelding (figuur 8).

Figuur 8. Systemen en systeemrollen binnen opvragen en aanleveren overgevoeligheid (PULL).

Transacties & Transactiegroepen

Het uitwisselen van gegevens tussen de verschillende systeemrollen gebeurt op basis van transacties, een verzameling van transacties (bijvoorbeeld een vraag- en antwoordbericht) vormt een zogeheten transactiegroep. Figuur 9 toont de samenhang tussen de bedrijfsrollen, bedrijfsprocessen, systeemrollen transacties en transactiegroepen die onderdeel uitmaken van Opvragen en aanleveren overgevoeligheid (PULL).

Figuur 9. Use case Diagram Opvragen en aanleveren overgevoeligheid (PULL).

Zoals zichtbaar is in bovenstaande afbeelding, hebben sommige bedrijfsactiviteiten een bepaalde transactie tot gevolg. Deze transactie wordt uitgevoerd door een systeemrol, en maakt onderdeel uit van een transactiegroep. De gegevenselementen die als onderdeel van de transacties tussen systeemrollen worden uitgewisseld, zijn gespecificeerd in ART-DECOR.

Samenhang bedrijfsrollen, activiteiten, transacties, systeemrollen en transactiegroepen

Het overzicht in tabel 6 maakt het mogelijk direct de gewenste scenario’s, transactiegroepen en/of transacties te raadplegen in ART-DECOR.

Tabel 6. Referenties naar ART-DECOR transacties voor beschikbaarstellen en raadplegen van overgevoeligheid (PULL).

Scenario: Transactiegroep: Transacties
Overgevoeligheid Overgevoeligheid (PULL) Beschikbaarstellen overgevoeligheid

Raadplegen overgevoeligheid

Use case 4 – Overgevoeligheid (PUSH)

Doel en Relevantie

Een zorgverlener wil een andere zorgverlener actief op de hoogte stellen van een overgevoeligheid.

Zie onderstaande patient journey om de relevantie van deze use case te begrijpen:

  • Klinische vaststelling

Patiënt is met klachten van diarree, misselijkheid naar de huisarts gegaan. De huisarts legt deze klachten vast in het dossier. Op verzoek van patiënt is deze uiteindelijk doorverwezen naar de MDL-arts. Deze heeft eerst een H-test aangevraagd. Aangezien dit in de familie leek voor te komen ook nog een genotypering van lactase aangevraagd, welke positief was op een lactase deficiëntie. De MDL-arts legt een overgevoeligheid vast en stuurt deze naar de huisarts.

Proces en Context

Preproces

De zorgverlener is ingelogd in het informatiesysteem met juiste authenticatie en is geautoriseerd om overgevoeligheid te versturen. De ontvangende zorgverlener heeft een behandelrelatie met de patiënt.

Proces

Een zorgverlener wil een andere zorgverlener actief op de hoogte stellen van een overgevoeligheid.

  1. De zorgverlener van de sturende organisatie stuurt de overgevoeligheid naar de ontvangende zorgorganisatie.
  2. Het informatiesysteem van de ontvangende zorgorganisatie ontvangt de overgevoeligheid, toont de gegevens op het scherm van de zorgverlener en verwerkt deze zo nodig in het dossier van de patiënt zodat medicatiebewaking uitgevoerd wordt.

Postproces

De overgevoeligheid is gestuurd naar de ontvangende organisatie. De overgevoeligheid wordt overzichtelijk getoond aan de zorgverlener van de ontvangende organisatie.

Bedrijfsrollen

De use case kent twee bedrijfsrollen, zoals weergegeven in tabel 7.


Tabel 7. Bedrijfsrollen use case 4.

Bedrijfsrol Activiteit
Voorschrijver/verstrekker (sturende organisatie) Verstuurt de overgevoeligheid van de patiënt naar een reeds bekende zorgorganisatie
Verstrekker/zorgverlener (ontvangende organisatie) Ontvangt de overgevoeligheid van de sturende organisatie


Figuur 10 toont de bedrijfsrollen en de activiteiten die zij uitvoeren.

Figuur 10. Activiteitendiagram sturen overgevoeligheid.

Informatieoverdracht

Systemen & Systeemrollen

Alle bedrijfsrollen maken gebruik van een informatiesysteem (XIS / AIS). De systemen kennen ieder verschillende systeemrollen, die het uitwisselen van gegevens tussen deze systemen mogelijk maken.

Elke XIS / AIS per bedrijfsrol vervult 2 systeemrollen, namelijk:

  • CIO-OVS [1]: sturend systeem.
  • CIO-OVO [2]: ontvangend systeem.

Zie ook onderstaande afbeelding (figuur 11).

Figuur 11. Systemen en systeemrollen binnen sturen en ontvangen overgevoeligheid (PUSH).

Transacties & Transactiegroepen

Het uitwisselen van gegevens tussen de verschillende systeemrollen gebeurt op basis van transacties, een verzameling van transacties (bijvoorbeeld een vraag- en antwoordbericht) vormt een zogeheten transactiegroep.

Figuur 12 toont de samenhang tussen de bedrijfsrollen, bedrijfsprocessen, systeemrollen transacties en transactiegroepen die onderdeel uitmaken van Versturen overgevoeligheid (PUSH).

Figuur 12. Use case Diagram sturen en ontvangen overgevoeligheid (PUSH).

Zoals zichtbaar is in bovenstaande afbeelding, hebben sommige bedrijfsactiviteiten een bepaalde transactie tot gevolg. Deze transactie wordt uitgevoerd door een systeemrol, en maakt onderdeel uit van een transactiegroep. De gegevenselementen die als onderdeel van de transacties tussen systeemrollen worden uitgewisseld, zijn gespecificeerd in ART-DECOR. Tabel ... maakt het mogelijk direct de gewenste scenario’s, transactiegroepen en/of transacties te raadplegen in ART-DECOR.

Samenhang bedrijfsrollen, activiteiten, transacties, systeemrollen en transactiegroepen

Het overzicht in tabel ... maakt het mogelijk direct de gewenste scenario’s, transactiegroepen en/of transacties te raadplegen in ART-DECOR.


Tabel 4. Referenties naar ART-DECOR transacties voor sturen en ontvangen van overgevoeligheidslijst (PUSH).

Scenario Transactiegroep Transacties
Overgevoeligheid (2) Overgevoeligheid (PUSH) Sturen overgevoeligheid

Ontvangstbevestiging overgevoeligheid

Aanwijzingen / eisen voor functionaliteit van systemen

Tekst opnemen over HPK t/m SNK voor medicatiebewaking (in overleg met Leonora), dit hoort bij overgevoeligheid. Dit gaat over niveau van vastleggen: Medicatiebewaking (wat doe je met de overgevoeligheid binnen jouw informatiesysteem) - Algemene beschrijving allergie en ongewenste middelen. Dit is een algemene procesbeschrijving rondom de bewaking van allergie en ongewenste middelen. Allergieën IR V-4-1-1. Deze implementatie richtlijn beschrijft op welke wijze de G-Standaard softwarematig voor de zorgverlener kan worden ingezet bij de bewaking op allergieën en ongewenste middelen

Tekst opnemen over aanwijzing functionaliteit referentieset allergenen (De zib maakt gebruik van één lijst met alle allergenen [AllergenenCodeLijst: naam volgt nog], gebruikers leggen in hun informatiesystemen met behulp van de 5 allergenenlijsten een allergeen vast. Het informatiesysteem maakt een vertaling van de 5 allergenenlijst naar de lijst met allergenen in de zib. Voor medicatieovergevoeligheden wordt gebruik gemaakt van de G-Standaard.)

Referenties

Eem overzicht van de referenties is weergegeven in tabel 6.

Tabel 6. Referenties.

Auteur Titel Versie Datum Bron Organisatie
Nictiz Informatiestandaarden Medicatieveiligheid Website Nictiz Nictiz
ActiZ, Associatie van Ketenapotheken, Federatie Medisch Specialisten et al. Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de keten Herziening 2018/2019 28 november 2019 Website KNMP KNMP
Gert Koelewijn, Froukje Harkes, Idzinga Registratie en overdracht geneesmiddelovergevoeligheden 1.0 Januari 2017 Website Nictiz Nictiz
KNMP KNMP-richtlijn Medicatiebewaking December 2016 Website KNMP KNMP

Paginahistorie

Een overzicht van de paginahistorie wordt weergegeven in tabel 7.


Tabel 7. Paginahistorie.

Versie Datum Omschrijving
1.0 27-05-2020 Conceptversie 1.0
  1. 1 WOA The White Book on Allergy, 2011
  2. 2 Kowalski ML, Makowska JS. Seven steps to the diagnosis of NSAIDs hypersensitivity: how to apply a new classificationin real practice? Allergy Asthma Immunol Res 2015;7(4):312-20
  3. 3 World Health Organisation