7con:V6.12.3 value
{{#customtitle:value|value}}
Dit materiaal is onderdeel van HL7v3-domein Condition V6.12.3_HL7v3-domeinspecificatie_conditie.
|
value
De primaire tabel die gebruikt wordt om dergelijke contra-indicaties mee te coderen is subtabel 40 van de thesaurus van de G-Standaard. In het kader van het ICA project van Nictiz heeft een uitbreiding van deze tabel plaatsgevonden, zodat hierin ook veel contra-indicaties verwerkt zijn uit de tabellen van de Stichting Healthbase (SHB) en het model EVS van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). De intentie was dat subtabel 40 daarmee afdoende zou zijn om alle marktpartijen de benodigde detaillering te bieden. Voor gebruikers van de SHB-tabel is dat punt echter nog niet bereikt, waar¬door er behoefte is om naast subtabel 40-codes ook SHB-codes te kunnen uitwisselen.
Zowel binnen de G-Standaard als in de tabellen van SHB wordt ook de relatie vastgelegd tussen (potentiële) contra-indicaties en de stoffen, stofgroepen en/of handelsproducten waarmee ze conflicteren, d.w.z. waarvoor ze een contra-indicatie zijn. Op die manier is de registratie van condities een belangrijke input voor de medicatiebewaking die veel leveranciers hebben geïntegreerd in hun software. Overigens is deze medicatiebewaking nog niet volledig uitgewerkt voor alle codes die recent in subtabel 40 zijn toegevoegd.
Hoe worden andere codes dan die uit subtabel 40 doorgegeven? Het is mogelijk om meer dan één conditieclassificatie door te geven, door het gebruik van <translation>-elementen in de XML-berichten. Indien mogelijk moet altijd een primaire code uit subtabel 40 worden doorgegeven. Systemen die andere interne codes gebruiken (m.n. die van de Stichting Healthbase) zullen dus intern een mapping naar de bijbehorende code uit subtabel 40 moeten ondersteunen, maar kunnen daarnaast de SHB-code doorgeven als <translation>. Alleen als er geen mapping beschikbaar is bij een SHB-code, mag nullFlavor=“OTH” worden gebruikt om aan te geven dat geen subtabel 40-code beschikbaar is. In dat geval is het overigens verplicht om de betreffende SHB-code door te geven als <translation> en om daarbij @displayName mee te geven met een tekstuele omschrijving. Ontvangende systemen die geen SHB-codes ondersteunen, mogen deze negeren. Eventueel kunnen ze wel @displayName van de SHB-code tonen, als geen subtabel 40-code en bijbehorende omschrijving aanwezig zijn. |
Hoe worden allergieën en andere overgevoeligheden doorgegeven? Strikt genomen zou er een systeem van conditiecodes kunnen bestaan waar alle relevante overgevoeligheden in staan (in feite als diagnosecodes). Dergelijke codes (in de trant van ‘allergie voor ...’) bestonden tot voor kort wel in de G-Standaard, maar daar is nu gekozen voor een andere aanpak. Binnen subtabel 40 van de thesaurus komen dus alleen condities (meer specifiek: potentiële contra-indicaties) voor die los staan van een overgevoeligheid voor een specifieke stof, stofgroep of handelsproduct. De oplossing is dat in plaats van het attribuut Condition.value gebruik wordt gemaakt van een associatie met een specifieke stof, stofgroep of handels-product, zodat allergieën en andere overgevoeligheden op willekeurig niveau kunnen worden aangeduid. Dit is veel flexibeler dan het werken met specifieke conditiecodes voor elke denkbare overgevoeligheid, zeker als overgevoeligheden voor specifieke handelsproducten vastgelegd moeten worden (dit zou een redundante codering parallel aan de HPK’s opleveren). Men kan zeggen dat de stof- en productcoderingen zelf kunnen fungeren als conditiecode, maar dit is semantisch gezien niet juist. Iemand lijdt niet aan de conditie ‘penicilline’, maar aan ‘allergie voor penicilline’ en het is niet zuiver om de stofcode te ‘misbruiken’ in de betekenis van een conditie. Allergieën en andere overgevoeligheden worden aangeduid door een associatie met de betreffende stof/medicatie (zie causativeAgent). |
Merk op dat dus in hetzelfde attribuut een veelheid aan coderingssystemen gebruikt kan worden. Duidelijk is dat hier behoefte is aan een vorm van terminologiestandaardisatie. Tot het moment dat die plaats vindt, wordt er aangesloten op bestaande coderingen. Voor de medicatiebewaking is dat zoals gezegd primair het volgende coderingssysteem:
Subtabel 40 van de thesaurus van de G-Standaard (contra-indicaties) Deze tabel geeft een beperkt aantal conditiecodes die zuiver zijn geclassificeerd vanuit hun rol als (potentiële) contra-indicatie bij bepaalde soorten medicatie. Dat wil zeggen dat sommige aandoeningen zeer ruim gecategoriseerd zijn (bijvoorbeeld hypertensie, dat vaak meer een symptoom dan een op zichzelf staande aandoening is), terwijl andere zeer specifiek zijn aangeduid (bijvoorbeeld GLUCOSE-6-FOSFAAT-DEHYDROGENASE-DEFICIENTIE, dat bij een specifieke groep medicijnen problemen oplevert). Ook zijn in deze lijst condities opgenomen die geen ziekte zijn, maar wel relevant kunnen zijn bij medicatiebewaking. Een voorbeeld hiervan is de vaak genoemde code voor ‘zwangerschap/kinderwens’. Er komen geen codes voor die specifiek bedoeld zijn om overgevoeligheden aan te duiden.