MedMij:V1.0 KwalificatieInhoudelijkeGegevens

Uit informatiestandaarden
Versie door Camiel Reijnders (overleg | bijdragen) op 15 okt 2019 om 11:23
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Algemeen

Om medicatieproces goed te kunnen implementeren is kennis en gebruik van het functioneel ontwerp onontbeerlijk. Net als natuurlijk de MedMij invulling daarvan, functioneel en technisch.

Raadplegend systeem

Dit gaat om het verwachte resultaat van de raadpleging. Het gaat er voor een raadplegend systeem (zoals een PGO) om dat alle functioneel relevante informatie in samenhang getoond wordt. Samenhang is in ieder geval belangrijk voor de medicamenteuze behandeling (MBH).

Hoe de gebruikersschermen van een raadplegend systeem, zoals een PGO, er precies uitzien, is vrij in te vullen (immers: juist gebruikersvriendelijkheid is iets waarop PGO's moeten kunnen concurreren), mits alle informatie in de juiste samenhang met de juiste semantiek (betekenis) is terug te vinden. Dit betekent dat bouwstenen behorende bij dezelfde medicamenteuze behandeling als zodanig herkenbaar moeten zijn. Een PGO hoeft niet de (technische) identificatie van een MBH te tonen (noch die van andere bouwstenen), maar wel de uitwerking daarvan: namelijk in samenhang getoonde bouwsteen instantiaties.

Medicatie codering en weergavenaam

Alleen de weergavenaam van het meest specifieke geneesmiddel getoond hoeft te worden (alle andere kunnen hiervan afgeleid worden en zijn voor de gebruiker niet relevant).

In de G-standaard is de volgorde van specifiek naar generiek:

  • ZI-nummer
  • HPK (Handels Product Kenmerk)
  • PRK (PRescriptie Kenmerk)
  • GPK (Generiek Product Kenmerk)

De meest specifieke codering is altijd de belangrijkste. Dit kan ook (in FHIR) te herkennen zijn aan het 'user selected' attribuut, maar als deze ontbreekt kan het afgeleid worden uit bovenstaand lijstje.

De reden dat meer generieke coderingen ook meegestuurd worden is dat Z-Index (nog) geen historie uitlevert voor de G-standaard. Dit betekent dat uitgefaseerde geneesmiddelen op een gegeven moment niet meer meegeleverd worden in de distributie vanuit Z-Index. Abonneehouders worden geacht hun eigen historie bij te houden, maar bij 'later' instappen mis je de historie van vóór dat moment. Hoe specifieker de codering, hoe dynamischer (hoe vaker dingen wijzigen / uitgefaseerd worden). Dit kan een probleem opleveren voor medicatiebewaking omdat je dan bijvoorbeeld voor een bepaalde HPK de bewakingsregels niet kunt vinden in jouw (lokale) versie van de G-standaard. Omdat PRK's en GPK's minder dynamisch zijn dan HPK's en ZI-nummers, verlagen we dat risico door deze coderingen mee te sturen.

Aanvullende informatie over het tonen van verschillende bouwstenen in samenhang

Een mogelijke invulling hiervan is ook te vinden in het functioneel ontwerp bij medicatieoverzicht, maar een echt PGO - met oog voor wat eindgebruikers nodig hebben - kan dit waarschijnlijk veel beter. Het ligt voor voorschrijvers bijvoorbeeld voor de hand om altijd vanuit de actuele medicatieafspraak (MA) te redeneren (dat zie je ook terug in het eerdergenoemde voorbeeld in het functioneel ontwerp), overigens geven apothekers vaak aan dat dit ook voor hen de voorkeur heeft. Voor patiënten ligt dit veel minder voor de hand, omdat de geneesmiddelen in medicatieafspraken vaak nog namen hebben die voor patiënten een stuk minder herkenbaar zijn dan het merk (handelsproduct) dat ze mee hebben gekregen bij de apotheek en dat dus in de toedieningsafspraak (TA) staat. Het is ook voorstelbaar dat medicatiegebruik (MGB) - zoals door de patiënt zélf geregistreerd - in een PGO 'voorrang' krijgt boven MA of TA.

Over het algemeen lijkt het wel logisch om bij het presenteren van overzicht opgebouwd uit medicatiegegevens uit te gaan van 1 ingangsregel per medicamenteuze behandeling en bij 'doorklikken' de onderliggende bouwstenen (MA, VV, TA, MVE, MGB) en de detail informatie daarvan (waar je de ingangsregel dus op baseert) te tonen. Eventueel kan zo'n ingangsregel bijvoorbeeld gemarkeerd worden door een rood ! of iets dergelijks als onderliggende informatie onderling conflicteert (dit soort dingen worden vaker genoemd in gesprekken met zorgverleners). Bijvoorbeeld als de dokter zegt 100 mg gebruiken, maar de patiënt neemt maar 50 mg. Het is in ieder geval wél van belang het onderscheid te kunnen zien in MA (door voorschrijver bepaald), TA (door apotheker bepaald) en MGB (bewering geregistreerd door patiënt/zorgverlener/mantelzorger et cetera).

Beschikbaarstellend systeem

Het beschikbaarstellend systeem voert de gegevens uit het addendum in, in het XIS en levert de resulterende berichten op voor kwalificatie. Voor een beschikbaarstellend systeem geldt dat sommige gegevens door dit beschikbaarstellende systeem bepaald mogen worden:

  • Zorgverlener, zorgaanbieder (denk aan verstrekker, voorschrijver). Dit mag een eigen (test)zorgverlener en organisatie zijn.
  • Identificatie van medicamenteuze behandeling, en andere medicatiebouwstenen (medicatieafspraak, verstrekkingsverzoek, toedieningsafspraak, verstrekking, medicatiegebruik): verwacht wordt dat hier 'eigen' identificaties aan worden toegekend in een eigen identificatiesysteem (eigen OID). De onderlinge referenties moeten natuurlijk wel kloppen (dus een toedieningsafspraak en een verstrekking blijven horen bij dezelfde medicamenteuze behandeling zoals aangegeven in de addenda).

Datum T

T is een datum die we tijdens de kwalificatie nader invullen / afspreken. Als ergens staat T – 100 betekent dit: 100 dagen eerder dan die afgesproken datum.