BgZ Informatiestandaard Medisch specialistische zorg

Uit informatiestandaarden
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


1 Inleiding

1.1 Algemeen

Deze informatiestandaard beschrijft de uitwisseling van de BgZ tussen zorgverleners. De BgZ is een overzicht van medische informatie die specialisme-overstijgend is. Dit overzicht kan uitgewisseld worden tussen instellingen en patiënten middels MedMij en PGO's, en tussen instellingen onderling. Deze informatiestandaard richt zich op de uitwisseling tussen instellingen. Er is een regeling, VIPP 5 module 3, voor het subsidiëren van instellingen voor medisch-specialistische zorg en audiologische centra ter stimulering van digitale informatie-uitwisseling onderling. Deze informatiestandaard bestrijkt hetzelfde gebied (al is de subsidieregeling tijdelijk en kent de informatiestandaard een open einde).

1.1.1 Begrippenkader

BgZ Een uittreksel van het dossier dat gedeeld wordt; zie verder bij Registratie aan de Bron en Nictiz.
Dossier Een zorgverlener voert een dossier. Uit de WGBO: "De hulpverlener richt een dossier in met betrekking tot de behandeling van de patiënt. Hij houdt in het dossier aantekening van de gegevens omtrent de gezondheid van de patiënt en de te diens aanzien uitgevoerde verrichtingen en neemt andere stukken, bevattende zodanige gegevens, daarin op, een en ander voor zover dit voor een goede hulpverlening aan hem noodzakelijk is."
Dossierhouder De zorgverlener of instelling die het dossier voert.
Dossierplicht Het dossier dat de zorgverlener dient te voeren conform de WGBO. In bredere zin wordt ook bedoeld alle gegevens die de zorgverlener vanuit de eigen medische professionaliteit vast wil leggen.
Gegevensontvanger De zorgverlener of instelling die een BgZ ontvangt van de dossierhouder.
Gegevensverstrekker De dossierhouder die een BgZ deelt met een gegevensontvanger.
Hergebruik De zorgverlener kan gegevens die oorspronkelijk elders zijn vastgelegd gebruiken in het eigen zorgproces. Inzien en overnemen zijn beide vormen van hergebruik van gegevens. *)
Inzien De zorgverlener neemt kennis van de gegevens, maar ziet geen reden om deze in het eigen dossier op te nemen. (Of: de zorgverlener verwerkt enkele zaken als notities, zonder deze zaken gestructureerd over te willen nemen.)
Metagegevens bron Gegevens horen bij het oorspronkelijke brongegeven, bijvoorbeeld auteur, verantwoordelijke, datum vastlegging, instelling van vastlegging. De precieze invulling kan verschillen per zib.
Overnemen De zorgverlener kan gegevens die oorspronkelijk elders zijn vastgelegd opnemen in het eigen dossier waar de zorgverlener dit nodig acht conform de dossierplicht uit de WGBO. Het gaat er hierbij om dat de gegevens voor de zorgverlener overkomen als een deel van het eigen dossier, en niet om de fysieke opslag (i.e. welke database e.d.). Daarbij worden de metagegevens bron, waar relevant, ook overgenomen. *)
Reconciliatie Het proces waarmee voorkomen wordt dat conflicterende of gedupliceerde gegevens ontstaan, en waarmee geborgd wordt dat alleen gegevens worden overgenomen die de zorgverlener in het kader van de dossierplicht over wil nemen.
Uitwisselen Het delen van gegevens buiten de zorginstelling. *)
zib Zorginformatiebouwsteen, een van de blokken informatie waaruit het BgZ is opgebouwd.
Zorginstelling Een rechtspersoon die een hulpverlener conform de WGBO is.
Zorgverlener Een natuurlijk persoon die een hulpverlener conform de WGBO is.
  • ) In de context van deze standaard gaat het om gegevens die met een BgZ digitaal zijn uitgewisseld.

De gegevensontvanger kan verschillende dingen doen met de ontvangen gegevens:

  1. Overnemen met metagegevens bron: de zorgverlener neemt een verrichting over, met daarbij de uitvoerder daarvan, of een medicatievoorschrift met de oorspronkelijke voorschrijver.
  2. Overnemen zonder metagegevens bron: de zorgverlener neemt een gegeven over, b.v. een bepaalde allergie in het eigen dossier, als eigen bevinding.

Voor 2 en 3 is in beide gevallen de ontvangende zorgverlener na overnemen verantwoordelijk voor de gegevens in het eigen dossier, het al dan niet overnemen van de bron verandert daar niets aan (uit overleg juristen).

1.1.2 Toestemming

TODO: goed splitsen in relevantie en toestemming.

Het regelen van toestemming is buiten scope van deze informatiestandaard. Hier wordt dan ook alleen de context geschetst. De dossierhouder is altijd degene die toestemming van de patiënt moet hebben om gegevens te delen. Aangezien de BgZ een vrij "brede" verzameling gegevens is, is het nodig vast te stellen dat het delen van de BgZ noodzakelijk is. Zo bevat de BgZ bijvoorbeeld gegevens over de psychiatrie, seksualiteit, burgerlijke staat, drugs-, alcohol- en tabakgebruik en dergelijke, die enerzijds vaak als vertrouwelijk worden ervaren, en anderzijds niet voor iedere behandeling nodig zijn. Daarnaast kan ook wanneer gegevens voor een behandeling wel relevant zijn, de patiënt geen toestemming geven deze digitaal te delen. De BgZ zelf staat niet ter discussie in de informatiestandaard. Daarmee zijn de opties voor de dossierhouder:

  • De hele BgZ al dan niet uitwisselen. Wanneer de dossierhoudende zorgverlener besluit dat de BgZ gegevens bevat die niet relevant zijn voor een verwijzing, dan kan deze besluiten de BgZ niet uit te wisselen en de wel relevante gegevens op andere wijze te delen.
  • De inhoud van de BgZ inperken. Daarbij valt te denken aan de mogelijkheid secties of gegevens die wel gedeeld worden aan te vinken, en alleen die te delen. Wel van belang daarbij is dat niet gesuggereerd moet worden dat de niet-gedeelde gegevens "leeg" zijn. Niet delen van alcoholgebruik is wat anders dan "er is geen alcoholgebruik".

1.1.2.1 Geen toestemming

Wanneer de patiënt bezwaar maakt tegen digitale uitwisseling, wordt de BgZ niet uitgewisseld. (Deze informatiestandaard gaat niet over de vraag of de informatie op andere wijze, zoals papier of een PGO, gedeeld wordt.)

1.1.2.2 Gedeeltelijke toestemming

Wanneer de patiënt bezwaar maakt tegen het delen van specifieke delen van gevoelige aard, kan een systeem zo ingericht worden dat die gevoelige gegevens ofwel nooit digitaal uitgewisseld kunnen worden, ofwel zo ingericht dat deze bij een specifieke verzending niet gedeeld worden. Beschikt een systeem niet over een dergelijke mogelijkheid, dan mag de BgZ niet uitgewisseld worden.

Beide opties leiden ertoe dat enkel gegevens worden gedeeld die relevant zijn voor de verwijzing of behandeling, en waarvoor er toestemming is. De grondslag voor het delen van de BgZ tussen zorgverleners is altijd toestemming van de patiënt (het delen van de BgZ binnen de instelling en binnen de behandelrelatie laten we buiten scope, het gaat hier altijd om het delen van de BgZ tussen instellingen).

  • Bij verwijzing mag de dossierhouder op moment van verwijzing uitgaan van veronderstelde toestemming: de zorgverlener mag ervan uitgaan dat de patiënt ook instemt met delen van gegevens bij die verwijzing. Maar wanneer de patient bezwaar maakt, mag de BgZ niet gedeeld worden bij verwijzing.
  • Bij opvragen gegevens eerdere behandeling moet er altijd sprake zijn van uitdrukkelijke (dus nooit: veronderstelde) toestemming. Er zijn er twee mogelijkheden:
    • De patiënt verleent op dat latere moment toestemming. Deze toestemming moet gedeeld worden met de dossierhouder, die daarna actief het dossier ter beschikking stelt. "Automatisch opvragen" is hier dus nooit aan de orde.
    • Er is sprake van eerder gegeven toestemming aan de dossierhouder. Bijvoorbeeld kan een patiënt bij behandeling in ziekenhuis A toestemming geven later gegevens omtrent die behandeling te delen met ziekenhuis B in de eigen regio, wanneer daar reden voor is. In dat geval kan de BgZ worden opgevraagd met als grondslag deze eerder gegeven toestemming.

1.1.3 Doelgroep

  • Medische specialisten betrokken bij implementatie VIPP5 module 3
  • Zorg-ICT architecten
  • Systeemleveranciers

1.2 Kaders en uitgangspunten

  • Toestemming van de patiënt is buiten deze informatiestandaard geregeld. Bij de 1e use case is toestemming inherent aan het instemmen met de verwijzing/overdracht. Bij ophalen van de BgZ moet er meer geregeld worden aan toestemming. In deze informatiestandaard is wel een toelichting opgenomen over toestemming in relatie tot deze informatiestandaard.
  • De BgZ2017 en BgZ2020 is basis voor de informatiestandaard, niet meer en niet minder. Dus eventuele overige additionele noodzakelijke informatie (zoals radiologiebeelden, informatie die niet in de BgZ voorkomt) vallen buiten de beoogde informatiestandaard.
    • Overwogen wordt wel een hoofdstuk "Verwijzingen en bijlagen" toe te voegen.
    • Overige condities en regels van de BgZ blijven gelden.
    • Het betreft de uitwisseling van één BgZ, niet het opvragen en samenvoegen van meerdere BgZ's. Wanneer er sprake is van meerdere BgZ's worden die sequentieel behandeld.
  • Versie van HL7 FHIR: voor BgZ2017 DSTU 3, voor BgZ2020 R4.

1.2.1 Scope

1.2.1.1 Instellingen

De scope wordt bepaald door de VIPP 5 regeling. Later kan de scope uitgebreid worden, de informatiestandaard is niet gebonden aan de VIPP 5 regeling. Uit VIPP 5: "Instellingen zijn ten behoeve van deze regeling onderverdeeld in de volgende categorieën:

  1. universitair medische centra;
  2. ziekenhuizen;
  3. klinische revalidatiecentra;
  4. dialysecentra;
  5. radiotherapeutische centra;
  6. epilepsiecentra;
  7. audiologische centra;
  8. overige zelfstandige klinieken
  • Buiten scope is (vooralsnog):
  • Uitwisseling tussen of opvragen van andere zorgverleners dan zorgverleners binnen medisch specialistische zorg (huisartsen, GGZ-instellingen, verpleeghuizen e.d.).
  • BgZ in kader van acute zorg/SEH
  • Verwijzingen van/naar andere sectoren (1e lijn, GGZ, …)
  • Multidisciplinaire behandeling (MDO), evt over meer instellingen
  • Ontslagbrief (BgZ uitwisseling naar 1e lijn)
  • Uitwisseling binnen de instelling

1.3 Zorgproces

Het gaat om de volgende specifieke zorgprocessen:

  1. Vanuit de zorgverlener verzenden van de BgZ bij een verwijzing van een patiënt/cliënt naar een andere zorgverlener in een andere instelling binnen de medisch specialistische zorg.
  2. Vanuit de zorgverlener opvragen van de BgZ bij een andere instelling voor medisch specialistische zorg waar de patiënt onder behandeling is of is geweest.
    • Dat betreft instellingen waarvan bekend is dat de patiënt daar onder behandeling is geweest; "zoeken" op dergelijke instellingen is buiten scope van deze informatiestandaard.

2 Dataset

De informatiestandaard BgZ voor medisch specialistische zorg betreft de BgZ2017 en BgZ2020.

De BgZ kent de volgende hoofdstukken:

  1. Demografie en identificatie
  2. Financiële informatie
  3. Behandelrestricties
  4. Contactpersonen
  5. Functionele status
  6. Klachten en diagnoses
  7. Sociale anamnese
  8. Waarschuwingen
  9. Allergieën
  10. Medicatie
  11. Medische hulpmiddelen
  12. Vaccinaties
  13. Vitale functies
  14. Uitslagen
  15. Verrichtingen
  16. Contacten
  17. Zorgplan
  18. Zorgverleners

Deze hoofdstukindeling geldt voor BgZ2017 en voor BgZ2020.

Noot: de verdere uitwerking van de informatiestandaard voor de BgZ2020 volgt later.

2.1 BgZ 2017

BgZ2017 dataset in ART-DECOR

2.2 BgZ 2020

Wordt nog opgesteld.

3 Use cases

3.1 Use case 1: BgZ uitwisseling bij overdracht

Bij het verzenden van een BgZ naar een andere instelling kan van verschillende varianten sprake zijn: een arts verwijst naar een andere arts, er is sprake van overdracht van een patiënt naar een andere instelling, de tweede arts doet een deel van de behandeling zonder dat de eerdere arts de (eigen) behandeling beëindigt. In al deze gevallen spreken we in deze informatiestandaard van verwijzing. De essentie is dat de tweede arts een eigen, zelfstandige behandelovereenkomst met de patiënt aangaat.

Use case 1 overdracht.png

3.1.1 Bedrijfsrollen

Rol Toelichting
Verwijzer De arts die een patiënt verwijst of overdaagt naar een andere arts bij een andere instelling en in het kader daarvan de BgZ deelt.
Nieuwe behandelaar De arts van de andere instelling die de BgZ ontvangt en een behandelovereenkomst met de patiënt aangaat (of voortzet).

3.1.2 Procesbeschrijving

3.1.2.1 Patient journey

Een patiënt is onder behandeling bij een oncoloog in een regionaal ziekenhuis. De patiënt heeft een complexe aandoening, waarvoor de behandeling beter voortgezet kan worden in een nabij academisch ziekenhuis. De behandelend arts verwijst de patiënt door naar het academisch ziekenhuis, en verstrekt daarbij (alle of een deel van) de volgende informatie:

  1. Een verwijsbrief
  2. De BgZ van de patiënt
  3. Eventuele verdere bijlagen of verwijzingen

De patiënt komt op een consult in het academisch ziekenhuis. De behandelend arts daar opent het eigen EPD, en ziet het BgZ en de overige informatie uit het regionale ziekenhuis in. Het academisch ziekenhuis zet de behandeling voort.

3.1.2.2 Pre-condities

  • De patiënt is onder behandeling in een instelling.
  • De behandelend arts besluit tot verwijzing of overdracht.
  • De gegevens van de patiënt zijn vastgelegd in het EPD.
  • De patiënt maakt geen bezwaar tegen (digitale) uitwisseling van gegevens.
  • (Behandelend en ontvangend ziekenhuis kunnen digitaal de BgZ uitwisselen.)

3.1.2.3 Trigger event

Het besluit van een arts een patiënt te verwijzen of over te dragen aan een andere instelling, waar de patiënt onder behandeling zal komen.

3.1.2.4 Proces

  1. De behandelend arts kiest een instelling waarnaar verwezen wordt.
  2. De behandelend arts rond de verwijzing af.
  3. (Een stap: "zenden BgZ" kan expliciet zijn, maar kan ook "onder water" geschieden.)
  4. Een arts in de ontvangende instelling ziet de BgZ in.

3.1.3 Toestemming

Er is sprake van impliciete toestemming bij de verwijzing. Patiënt X mag bezwaar maken tegen uitwisseling van het dossier, als dat het geval is wordt de BgZ niet uitgewisseld. Zonder actief bezwaar van patiënt X mag de BgZ uitgewisseld worden. (Het EPD van) Zorgverlener A logt dat de BgZ is verstrekt op basis van impliciete toestemming bij de verwijzing.

3.2 Use case 2: BgZ opvraging bij eerdere behandelaar

3.2.1 Bedrijfsrollen

Rol Toelichting
Behandelaar De arts die een patiënt behandelt en gegevens wil opvragen van een eerdere behandeling bij een andere zorginstelling.
Dossierhouder De instelling waar de patiënt eerder behandeld is, en die de BgZ deelt met de (huidige) behandelend arts bij een andere instelling.

3.2.2 Procesbeschrijving

Een patiënt komt voor behandeling bij zorgverlener A. Uit de anamnese blijkt een eerdere behandeling bij instelling C. Zorgverlener vraagt de BgZ op bij instelling C.

We maken een voorlopig onderscheid in twee subcasussen: opvraag met en zonder collegiaal contact. Het is niet besloten of deze beide relevant zijn, ze zijn hier opgenomen om dat ter discussie te stellen.

Met collegiaal contact volgt de gebruikelijke handelwijze zonder digitale uitwisseling waarbij een arts een eerdere arts belt om nadere informatie over de patiënt en naar eerdere behandelingen/bevindingen te informeren. Gebruikelijk is dan aanvullende informatie te faxen/veilig mailen. Dit gaat ook in de huidige zorg steeds moeizamer vanwege privacyaspecten waar tegenwoordig meer aandacht voor is.

Opvragen zonder collegiaal contact zou ongeveer corresponderen met de situatie waarbij een dossier opgevraagd wordt bij een andere instelling in gevallen waarbij de behandelaar daar niet meer werkzaam of bereikbaar is. Gebruikelijk is dit bijvoorbeeld bij dossiers rond voorgaande zwangerschappen.

3.2.3 Variant 2a: Opvraging met collegiaal contact

Zorgverlener B neemt contact op met instelling C, en wordt doorverwezen naar de eerdere behandelaar, zorgverlener A. Zorgverlener B en A spreken de casus collegiaal door. Zorgverlener A verstrekt de BgZ aan zorgverlener B. Zorgverlener A heeft daarbij de optie:

  • een collegiale brief mee te zenden
  • aanvullende documentatie (brieven, beelden, verslagen etc.) mee te zenden

3.2.3.1 Toestemming

Toestemming kan bij opvragen BgZ met collegiaal contact tevoren geregeld zijn, door opnemen van de relevante toestemmingen in een toestemmingsregister. Is dat niet het geval, dan kan tijdens de opvraging de toestemming geregeld worden:

  • zorgverlener B vraagt de (aanwezige) patient een brief met toestemming voor opvragen van informatie bij zorginstelling C, eventueel met nadere omschreven doelstelling of reikwijdte, te ondertekenen
  • zorgverlener B stuurt de toestemming aan zorgverlener A (de wijze waarop is buiten scope, dat kan met bestaande kanalen voor veilige ad hoc communicatie tussen zorgverleners)
  • zorgverlener B ziet de toestemming in en slaat deze op

3.2.4 Variant 2b: Opvraging zonder collegiaal contact

Wanneer de eerdere behandelaar niet meer werkzaam is bij zorginstelling C, of wanneer collegiaal contact niet nodig of wenselijk is, vraagt zorgverlener B de BgZ op bij zorginstelling C. De zorgverleners bij instelling C spelen daarbij geen rol op dat moment. Instelling C levert de BgZ zoals die op dat moment uit het EPD gegenereerd kan worden, aan zorgverlener A.

3.2.4.1 Toestemming

Toestemming dient bij opvragen BgZ zonder collegiaal contact tevoren geregeld zijn, door opnemen van de relevante toestemmingen in een toestemmingsregister.

4 Systeemaspecten

Deze informatiestandaard beschrijft de mogelijkheden tot verwerking in de aangesloten systemen. Deze sectie is niet voorschrijvend: systemen hebben dus de vrijheid zelf keuzes te maken welke variant gekozen wordt. Wel beoogt deze sectie helder te maken wat de varianten inhouden, zodat eenduidige afspraken rond verwerking in systemen gemaakt kunnen worden.

4.1 Verwerking van de informatie (reconciliatie)

Bij de verwerking van de informatie bestaan de volgende mogelijkheden. Welke van deze mogelijkheden optimaal is, is onderwerp van bespreking en mogelijk ook niet voor alle informatietypen hetzelfde. De varianten hieronder moeten alle nog gevalideerd worden met artsen en/of informatiearchitecten betrokken instellingen.

4.1.1 Alleen tonen

De informatie wordt alleen getoond als compleet document vanuit het ontvangende EPD. Dit is een minimale optie die in ieder geval ondersteund moet worden.

Alleen-tonen.png

Voorbeeld: patiënt wordt van ziekenhuis A verwezen naar ziekenhuis B. De behandelend arts in ziekenhuis B wil de overdracht inzien, en kan daarbij de volgende documenten kiezen en als geheel inzien:

  • Verwijsbrief
  • BgZ
  • Aanvullende documenten en/of beelden

4.1.2 Tonen in context

De informatie wordt getoond in de context in het ontvangende EPD waar ook de "eigen" informatie getoond wordt, maar als herkenbaar blokje met externe informatie.

Tonen-in-context.png

Voorbeeld: patiënt wordt van ziekenhuis A verwezen naar ziekenhuis B. De arts in ziekenhuis B ziet de diagnoses die in ziekenhuis A gegaan zijn, als duidelijk herkenbare externe diagnoses in de probleemlijst in het eigen EPD. De externe diagnoses zijn “alleen lezen”.

4.1.3 Automatisch ontdubbelen

Bij sommige informatietypen (denk bijvoorbeeld aan medicatieverstrekkingen die via het LSP zijn opgehaald) die zowel in de BgZ als het eigen EPD al beschikbaar zijn) is het mogelijk aan uniek identificerende gegevens te zien dat dit "hetzelfde" gegeven betreft. Deze kunnen ontdubbeld worden, waarbij duplicaatinformatie niet getoond wordt. Informatie uit het eigen EPD heeft hierbij voorrang. Dit kan zowel gebeuren bij "tonen in context" als reconciliatie. Voorbeeld: een patiënt met een pacemaker wordt van ziekenhuis A verwezen naar ziekenhuis B. Patiënt is reeds bekend in ziekenhuis B, en de pacemaker is geregistreerd in het eigen EPD. Bij ontvangst van de BgZ ziet EPD B dat het serienummer van de pacemaker in de BgZ hetzelfde is als de pacemaker in EPD B. Er wordt maar een pacemaker getoond bij de medische hulpmiddelen.

4.1.4 Handmatige reconciliatie

De ontvangende zorgverlener ziet de met de BgZ aangeleverde informatie in context, en kan besluiten items daarvan over te nemen in het eigen EPD.

Reconciliatie-handmatig.png

Daarbij zijn twee varianten te onderscheiden:

  1. De oorspronkelijke bron moet als "auteur" van het gegeven bewaard blijven. Te denken valt aan diagnose, waarbij de oorspronkelijke arts de diagnose gesteld heeft.
  2. De bron hoeft niet bewaard te blijven. Te denken valt aan een nieuw woonadres: relevant is dat dit het huidige adres is, niet wie dat als eerste ergens heeft vastgelegd.

Voorbeeld met bron: patiënt wordt van ziekenhuis A verwezen naar ziekenhuis B. De arts in ziekenhuis B ziet de diagnoses die in ziekenhuis A gegaan zijn, als duidelijk herkenbare externe diagnoses in de probleemlijst in het eigen EPD. De mogelijkheid bestaat externe diagnoses aan te vinken voor “overnemen in eigen EPD”. Daarbij wordt de arts die de diagnose gesteld heeft als auteur bewaard.

Voorbeeld zonder bron: patiënt wordt van ziekenhuis A verwezen naar ziekenhuis B. EPD B ziet dat de BgZ een ander huisadres bevat dan het eigen EPD. De arts heeft de mogelijkheid het nieuwe adres over te nemen in het eigen EPD. Na navraag bij de patiënt besluit de arts dat te doen. De bron van het huisadres is niet relevant en wordt niet opgeslagen.

4.1.5 Automatische reconciliatie

De informatie uit de BgZ wordt automatisch opgenomen in het eigen EPD. Dit kan wellicht gebeuren met niet-medische informatie (adressen e.d.), maar mogelijk ook met goed identificeerbare informatie samen met automatische ontdubbeling. Ook voor toegevoegde brieven e.d. is het een optie. Verder is dit in het algemeen is dit zonder identificeerbare informatie geen voor de hand liggende optie, omdat het tot verdubbeling van informatie kan leiden.

Voorbeeld: patiënt wordt van ziekenhuis A verwezen naar ziekenhuis B. De patiënt is in EPD nog niet bekend. Demografische gegevens en de huisarts worden overgenomen uit de BgZ in het eigen EPD.

4.2 Context van de externe informatie

Gegevens kunnen na reconciliatie overgenomen worden als "eigen" en "externe" informatie.

4.2.1 BgZ 2017

Zibs die uitgewisseld worden kennen een externe context. Dit zijn de basiselementen in zibs 2017:

  • identificatie van het gegeven / de zib
  • auteur (de vastlegger)
  • informatiebron (wie de informatie geleverd heeft)
  • onderwerp (meestal: patiënt)
  • datumtijd

Daarnaast is bij uitwisseling met de BgZ van belang:

  • (verantwoordelijke) instelling

4.2.2 BgZ 2020

Later in te vullen

4.2.3 Vasthouden externe context

De externe context (verantwoordelijke instelling, zorgverlener, datum opvraag) moet altijd ingezien kunnen worden waar deze medisch relevant is. Het lijkt in ieder geval van belang bij:

  • Diagnoses
  • Verrichtingen
  • Medicatievoorschriften
  • Labuitslagen
  • Behandelrestricties

Onduidelijker bij:

  • Alerts
  • Allergieën
  • Medische hulpmiddelen

Waarschijnlijk van minder belang bij:

  • Demografie
  • Financieel
  • Contactpersonen
  • Zorgverleners (huisarts)

5 Infrastructuur

  • Infrastructuur voor uitwisseling of opvraging is buiten scope. NB hiervoor lopen binnen Twiin initiatieven.
  • Waar in deze informatiestandaard gesproken wordt over "verzenden", "ontvangen" en dergelijke, wordt nadrukkelijk geen uitspraak gedaan over infrastructurele aspecten, maar over de functionaliteit voor de zorgverlener. Dus waar de zorgverlener een handeling verricht waarna een collega elders een dossier in kan zien, is er sprake van "verzenden", ongeacht of er technisch gegevens worden opgehaald (pull) of opgestuurd (push).

6 Dataset

In alle use cases is de informatieinhoud de BgZ.

6.1 De BgZ hoofdstukken (versie 2017)

In dit hoofdstuk wordt beschreven of duplicaatdetectie mogelijk is, en of overnemen mogelijk is. Dit laat onverlet dat overnemen niet wenselijk kan zijn.

Duplicaatdetectie is belangrijk bij het uitwisselen van de BgZ. Wanneer in de BgZ aangegeven is dat een patiënt een pacemaker heeft, en is het eigen EPD is ook een pacemaker geregistreerd, wil dat uiteraard niet zeggen dat de patiënt twee pacemakers heeft. Het is ook geen gegeven dat het een en dezelde pacemaker is: mogelijk is de ene een oudere en de andere een vervangende. Duplicaatdetectie maakt het mogelijk te zien wanneer iets "hetzelfde" is en dus maar een keer getoond of opgenomen hoeft te worden.

  1. Demografie en identificatie
    • Wanneer BSN gebruikt wordt als identificatienummer is duplicaatdetectie mogelijk.
    • Mogelijk bij ontvangst wanneer patiënt nog niet in eigen EPD bestaat de gegevens over te nemen – eventueel na beoordelen.
  2. Financiële informatie
  3. Behandelrestricties
    • Duplicaatdetectie zal niet mogelijk zijn.
    • Overnemen na beoordelen mogelijk, mits datamodel EPD dat toelaat.
  4. Contactpersonen
    • Geen BSN. Duplicaatdetectie lastig, wellicht op rol. Overnemen na beoordelen moet wel haalbaar zijn.
  5. Functionele status
    • Vreemd, BGZ 2017 geeft 0..1 status aan – moeten er meer zijn
    • Duplicaatdetectie lijkt lastig
    • Overnemen afhankelijk van datamodel EPD
  6. Klachten en diagnoses
    • Duplicaatdetectie lijkt lastig. Er is in ieder geval geen identificatie die over systemen heen gebruikt kan worden. Diagnoses kunnen uiteraard gegroepeerd worden rond de ProbleemNaam. Daarin zit echter Diagnosethesaurus Snomed codes, of ICD-10, of andere codesystemen. Van ontvangende systemen te verwachten dat ze deze codes kunnen mappen op elkaar lijkt te veel gevraagd. In klinische setting zou geëist kunnen worden DHD DT codes te gebruiken. Maar zelfs dan is duplicaatdetectie lastig, want het kunnen twee episodes met dezelfde diagnose betreffen en ProbleemDatum mag ook een "vage" datum (b.v. alleen jaar) zijn. Voor diagnoses en klachten lijkt duplicaatdetectie door software dus niet haalbaar.
    • Reconciliatie door menselijke beoordeling zal wellicht wel haalbaar zijn. Dan ziet een arts de "binnengekomen" diagnoses en kan degenen die overgenomen moeten worden aanvinken. Aangezien het EPD zelf de BGZ kan genereren, zullen de benodigde data elementen wel aanwezig zijn. Enige punt is dan nog dat de steller van de diagnose (de verzendende arts) niet de dossierhouder in het EPD is, dat is de ontvangende arts. Idealiter wordt dan vastgelegd dat de diagnose is gesteld door een andere, externe zorgverlener.
  7. Sociale anamnese
    • Duplicaatdetectie op delen van de sociale anamnese door software lijkt niet haalbaar.
    • Overnemen wanneer de betreffende sectie niet in het eigen EPD bestaat is mogelijk wel een optie. Eventueel kunnen de gegevens nog met de patiënt afgestemd worden. De oorspronkelijke bron vastleggen is hier wellicht minder van belang dan bij diagnoses etc., het gaat toch om gegevens die kunnen wijzigen.
  8. Waarschuwingen
    • Duplicaatdetectie lijkt lastig bij gebrek aan duidelijke identificatie, temeer daar het een Probleem of AlertNaam kan zijn.
    • Overnemen na beoordelen (bij ontbreken informatie in eigen dossier) kan wel.
  9. Allergieën
    • In theorie zou (gedeeltelijke) duplicaatdetectie op basis van VeroorzakendeStof mogelijk moeten zijn. Praktisch gezien lijkt dat wat hoog gegrepen.
    • Overnemen (bij ontbreken in eigen dossier) zou mogelijk moeten zijn, omdat de benodigde gegevens vanwege BGZ aanleveren al in eigen EPF moet "passen". Vraag is wel of de bron van belang is: wanneer de ontvangende arts de gegevens met de patiënt kan verifiëren, kan deze dat op eigen initiatief in eigen EPD opnemen.
  10. Medicatie
    • Ook hier lijkt duplicaatdetectie hoog gegrepen: er is wel detectie mogelijk op farmaceutisch product, maar de combinatie met dosering, datum, voorschrijver etc. maakt het onwaarschijnlijk dat vastgesteld kan worden of iets "hetzelfde" is. Duplicaatvermoeden kan op basis van product wellicht wel aangegeven worden.
    • Overnemen lijkt wel zeer wenselijk bij ontbreken van informatie in het eigen EPD, omdat dit veel foutgevoelig overtypwerk zal behelzen. Beoordeling en verificatie lijkt daarbij wel essentieel vanwege medicatieveiligheid.
  11. Medische hulpmiddelen
    • Duplicaatdetectie zou deels mogelijk moeten zijn op serienummer – geen zekerheid dat dezelfde nummering in zendend en ontvangend systeem zit, maar behoorlijke afdekking via GTIN en HIBC.
    • Hergebruik/overnemen: het valt aan te nemen dat een EPD wel ongeveer afdekt wat de zib eist, wellicht liggen de relaties met zib Probleem en Zorgaanbieder anders?
    • Bron gegeven lijkt belangrijk.
  12. Vaccinaties
    • Voor vaccinaties i.h.k.v. Rijksvaccinatieprogramma zou redelijke duplicaatdetectie mogelijk moeten zijn, het gaat dan om een beperkt en bekend lijstje. Voor latere vaccinaties is dat minder zeker, vooral gegeven datums etc.: hoe wat je met “vage” datums dat het “dezelfde” vaccinatie is?
    • Hergebruik na beoordeling zou niet moeilijk moeten zijn voor de RVP, daarbuiten onduidelijk.
    • Bron vasthouden voor RVP lijkt wat vergezocht.
  13. Vitale functies
    • Zijn er maar 3, laatste bloeddruk, lengte, gewicht, met datums. Duplicaten zullen geen rol spelen: bij volwassenen is lengte vrij constant, de anderen (en lengte bij kinderen) zijn datumgebonden en zullen dus geen duplicaat zijn.
    • Hergebruik van beperkte waarde. Omdat het alleen laatste gegeven is, is historie van gewicht en bloeddruk toch niet te geven.
  14. Uitslagen
    • Betreft de laatste klinische bepalingen (waarom trouwens geen seriologie en microbiologie?). Duplicaaatdetectie speelt niet, het zijn datumgebonden waarden, kans dat duplicaten binnenkomen is klein.
    • Hergebruik zou (functioneel) niet complex moeten zijn, ervan uitgaande dat een EPD nu ook al in staat zal zijn uitslagen uit diverse laboratoria te verwerken. Technisch is hergebruik lastiger, omdat communicatie met labs vaak via HL7v2 zal lopen, en niet via CDA of FHIR: dus andere “stekker” nodig.
    • Vraag is wel hoe waardevol hergebruik is omdat de historie beperkt is tot laatste uitslag. Nieuwe bepaling bij opname is vrij standaard.
  15. Verrichtingen
    • De CBV-codes (Verrichtingenthesaurus) bieden redelijke basis voor duplicaatdetectie. Mogelijk maken datums het lastiger 100% zeker duplicaten te ontdekken.
    • Hergebruik lijkt zinvol en gezien het kunnen leveren van de BGZ functioneel mogelijk.
    • Randvoorwaarde is wel dat de oorspronkelijke bron en uitvoerder bewaard kunnen blijven, net als bij diagnoses. Maar deze functionaliteit zal een EPD nu ook al bieden (oudere verrichtingen van elders invoeren).
  16. Contacten
    • Betreft eerdere opnames. Wanneer dit bij uitwisselen BgZ van instelling A naar B opnames betreft in instelling A, is het niet te verwachten dat er vaak duplicaten optreden.
    • Hergebruik: onduidelijk wat de meerwaarde is. Navragen bij artsen etc.
  17. Zorgplan
    • Dit betreft het zorgplan inde BgZ van verzendende instelling A. Duplicaten zijn niet te verwachten.
    • Zorgplan is een complexe entiteit. Bij verwijzing is er een reden voor verwijzing, dus alleszins niet zeker dat bestaande zorgplan ongewijzigd overgenomen zal worden. Verder is het te complex om veel van reconciliatie te verwachten.
    • Inzien lijkt het hoogst haalbare, maar wel essentieel, zeker bij overdracht.
  18. Zorgverleners
    • Huisarts: overnemen indien niet bekend lijkt mogelijk en wenselijk, al is de meerwaarde beperkt.

6.2 Bijlagen en verwijzingen

In use case 1 en 2a kan de BgZ aangevuld worden met een hoofdstuk "Bijlagen en verwijzingen". In dat hoofdstuk kan een verwijsbrief, een collegiale brief of aanvullende documentatie (brieven, beelden, verslagen etc.) meegezonden worden. Deze aanvullende documentatie kan geleverd worden:

  • als bijlage, waarbij het hele document digitaal meegezonden wordt
  • als verwijzing, waarbij verwezen wordt naar een voor zorgverlener A bereikbaar digitaal uitwisselplatform, met voldoende informatie om het betreffende document uniek te identificeren. Zorgverlener A kan vervolgens besluiten dat document al dan niet op te halen.

De keuze tussen bijlage of verwijzing wordt open gelaten. Beide moeten mogelijk zijn, maar zijn wellicht afhankelijk van de technische uitwisselingsinfrastructuur. Bij de bijlagen of verwijzingen dient (in het hoofdstuk "Bijlagen en verwijzingen") metadata opgenomen te zijn:

  • titel van het document
  • verantwoordelijke zorginstelling
  • verantwoordelijke zorgverlener
  • datum van aanmaak

Deze lijst is niet uitputtend noch verplichtend.