mp:V1.0.0 Opvragen en versturen labwaarden

Uit informatiestandaarden
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

{{#customtitle:Opvragen en versturen labwaarden|Opvragen en versturen labwaarden}}

Dit materiaal is onderdeel van Medicatieproces V1.0.0 labTransacties.
  • Compatible wijzigingen/nadere bewoordingen, tikfouten kunnen direct in de Wiki gewijzigd worden
  • Open issues die discussie vergen s.v.p. in de commentaarsectie opnemen.

Opvragen en versturen labwaarden

Labwaarden kunnen op verschillende manieren worden overgedragen. De volgende use cases behandelen het opvragen van gegevens met en zonder index:

  • Met index. Indien er een index aanwezig is in de zorginfrastructuur is, kan de labwaardenopvrager op ieder moment zelf de gegevens ophalen bij de labwaardenverstrekker. De index houdt bij welke wie gegevens beschikbaar heeft gesteld van een patient. Hiertoe moeten de gegevens wel aangemeld zijn bij de index.
  • Zonder index. Indien er geen index gebruikt wordt in de zorginfrastructuur, dan vraagt de labwaardenopvrager de gegevens direct op bij de labwaardenverstrekker. De labwaardenopvrager stuurt hiervoor een verzoek naar de labwaardenverstrekker en deze stuurt als reactie zelf de labwaarden naar de labwaardenopvrager.

Use case Labwaarden opvragen en versturen zonder index

De labwaardenopvrager gebruikt een infrastructuur met index.

Precondities:

  • De labwaardenopvrager is ingelogd in zijn zorgsysteem en is geautoriseerd om de labwaarden op te halen via een geaccepteerde zorginfrastructuur.
  • De labwaardenverstrekker heeft labwaarden aangemeld op de index en stelt deze hierdoor beschikbaar aan de labwaardenopvrager.

Trigger: De patiënt komt bij de zorgverlener voor een behandeling, een voorschrift of een verstrekking.

Basic flow:

  1. De labwaardenopvrager verifieert de identiteit van de patiënt.
  2. De labwaardenopvrager zoekt de patiëntgegevens in zijn zorginformatiesysteem.
  3. De labwaardenopvrager vraagt met zijn zorginformatiesysteem via de zorginfrastructuur de labwaarden op bij de labwaardenverstrekker.
  4. Het informatiesysteem van de labwaardenverstrekker stuurt geautomatiseerd (zonder tussenkomst van een medewerker) de labwaarden naar de zorgverlener.
  5. Het zorginformatiesysteem van de labwaardenopvrager toont de labwaarden aan de zorgverlener op het scherm.
  6. De labwaardenopvrager gebruikt de labwaarden voor medicatiebewaking.
  7. De patiënt krijgt op basis van de medicatiebewaking een passend medicatieadvies.

Alternatieve flows:

  • De patiënt is niet bekend in het zorginformatiesysteem van de labwaardenopvrager. Als behandelend zorgverlener is het wel mogelijk om de labwaarden op te halen.
    • De patiënt wordt geregistreerd in het zorginformatiesysteem.
    • De labwaardenopvrager haalt vervolgens de labwaarden op (stap 3).
  • Er zijn geen labwaarden in het systeem van de labwaardenverstrekker.
    • In dit geval wordt er een melding gegeven dat de labwaarden er niet zijn.
  • De patiënt heeft geen toestemming gegeven voor het delen van de labwaarden. Deze toestemming staat niet in de zorginfrastructuur.
    • In dit geval wordt er een melding gegeven dat er geen labwaarden zijn.
    • Aan de patiënt wordt gevraagd om zelf de labwaarden bij het laboratorium op te halen en terug te komen met de labwaarden voor verdere behandeling.
    • Aan de patiënt wordt het advies gegeven om toestemming te geven, zodat zijn zorgverlener rechtstreeks voor een behandeling de gegevens kan inzien.

Postcondities:

  • De labwaardenopvrager heeft de laboratoriumwaarden.

Use case Labwaarden opvragen en versturen zonder zorginfrastructuur

De labwaardenopvrager en -verstrekker gebruiken geen index.

Precondities:

  • De labwaardenopvrager is ingelogd in zijn zorgsysteem.
  • Op het informatiesysteem van de labwaardenverstrekker staan labwaarden.
  • Er is een beveiligde manier waarop gegevens elektronisch tussen labwaardenopvrager en –verstrekker uitgewisseld worden.
  • De patient geeft toestemming voor het opvragen van zijn labwaarden aan de labwaardenopvrager.

Trigger: De patiënt komt bij de zorgverlener voor een behandeling, een voorschrift of een verstrekking.

Basic flow:

  1. De labwaardenopvrager verifieert de identiteit van de patiënt.
  2. De labwaardenopvrager zoekt de patiëntgegevens in zijn zorginformatiesysteem.
  3. De labwaardenopvrager vraagt vanuit zijn zorginformatiesysteem de labwaarden op bij het de labwaardenverstrekker.
  4. De labwaardenverstrekker stuurt met zijn informatiesysteem de labwaarden naar het zorginformatiesysteem van de labwaardenopvrager.
  5. Het zorginformatiesysteem van de labwaardenopvrager toont de labwaarden aan de zorgverlener op het scherm.
  6. De labwaardenopvrager gebruikt de labwaarden voor medicatiebewaking.
  7. De patiënt krijgt op basis van de medicatiebewaking een passend medicatieadvies.

Alternatieve flows:

  • De patiënt is niet bekend in het zorginformatiesysteem. Als behandelend zorgverlener is het wel mogelijk om de labwaarden op te halen.
    • De patiënt wordt geregistreerd.
    • De labwaardenopvrager haalt de labwaarden op (stap 3).
  • Er zijn geen labwaarden in het informatiesysteem van de labwaardenverstrekker van de betreffende patient.
    • In dit geval wordt er een melding gegeven dat de labwaarden er niet zijn.

Postcondities:

  • De zorgverlener heeft de laboratoriumwaarden.