hwg:V6.10.0.1 Profielbeschrijving Huisartswaarneming Procesbeschrijving

Uit informatiestandaarden
Versie door Schmohl (overleg | bijdragen) op 26 jun 2015 om 08:24 (Nieuwe pagina aangemaakt met '{{#customtitle:Procesbeschrijving|Procesbeschrijving}} <noinclude>{{DocumentPart|ns=hwg|title=V6.10.0.1 Functioneel Ontwerp Huisartswaarneemgegevens}}</noinclude>...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

{{#customtitle:Procesbeschrijving|Procesbeschrijving}}

Dit materiaal is onderdeel van Huisartswaarneming V6.10.0.1 Functioneel Ontwerp Huisartswaarneemgegevens.
  • Compatible wijzigingen/nadere bewoordingen, tikfouten kunnen direct in de Wiki gewijzigd worden
  • Open issues die discussie vergen s.v.p. in de commentaarsectie opnemen.

Procesbeschrijving

Het waarneemproces start wanneer een patiënt contact opneemt met de waarneemlocatie. Hij belt met de waarneemlocatie en vraagt om hulp. Een daartoe bevoegd zorgverlener of medewerker zorgaanbieder voert de triage uit. De triagist stelt aan de hand van controlevragen de identiteit van de patiënt vast, en vraagt de patiënt om zijn gegevens, waarmee de triagist zo nodig de professionele samenvatting (PS) van de patiënt kan raadplegen. Vervolgens bepaalt de triagist of de patiënt gezien moet worden door een waarnemend huisarts en/of adviseert de patiënt. Ook kan de triagist al een eerste subjectieve waarneming (S-regel) in het waarneemverslag (WV) noteren.

De patiënt wordt gezien door een daartoe bevoegd zorgverlener die het waarneemconsult uitvoert. Indien de PS nog niet is geraadpleegd door de triagist, kan de desbetreffende zorgverlener gedurende het waarneemconsult de PS (indien beschikbaar) van de patiënt raadplegen. De patiënt wordt gevraagd naar relevante medische informatie. Ook wordt nader onderzoek uitgevoerd. Er wordt zo mogelijk een diagnose gesteld, advies gegeven en eventueel een behandelplan opgesteld. Ook kan het zijn dat de patiënt doorverwezen wordt naar de spoedeisende hulp, specialist of naar de vaste huisarts. Als de waarnemend huisarts zelf gaat behandelen start hij de behandeling door indien mogelijk de patiënt ter plekke te behandelen, of hij start het behandeltraject middels instructies aan de patiënt en/of vaste huisarts. Indien nodig wordt ook medicatie voorgeschreven.

De eindverantwoordelijkheid van het uitvoeren van het waarneemconsult ligt bij de waarnemend huisarts. Bij het uitvoeren van deze activiteit kan gebruik gemaakt worden van de PS en wordt het WV (eventueel ten dele) gemaakt.

Vervolgens wordt het waarneemconsult afgerond door een zorgverlener in de rol van waarnemend huisarts. Het WV wordt gecompleteerd en eventueel benodigde, specifiek voor de vaste huisarts bestemde instructies, worden toegevoegd. De zogeheten overdrachtsinformatie. Een huisarts, verpleegkundige en een triagist worden gezien als waarnemer en mogen een WV opstellen, dit onder mandaat van de waarnemend huisarts. Alleen een waarnemend huisarts mag een WV fiatteren. Zowel een waarnemend huisarts als gemandateerden mogen een WV versturen. Het versturen van een WV gaat in de vorm van een waarneembericht (WB).

Nadat het waarneemconsult is afgerond dient de waarnemend huisarts het WB te versturen naar de vaste huisarts. Zodra het WB is verstuurd vanuit het informatiesysteem van de waarnemend huisarts (HAPIS), zal vanuit het informatiesysteem van de vaste huisarts (HIS) een ontvangstbevestiging worden gestuurd en zal de vaste huisarts het WB verwerken in zijn informatiesysteem. De vaste huisarts wordt hiermee bron van de gegevens van het waarneemconsult en zal de gegevens uit het WB beschikbaar stellen. Indien de waarnemend huisarts geen bevestiging van de vaste huisarts ontvangt n.a.v. het verzonden WB, of wanneer de vaste huisarts van de patiënt onbekend is, dan dient de waarnemend huisarts er zorg voor te dragen dat het WB op andere wijze beschikbaar wordt gesteld.