MedMij implementatie - aanwijzingen en eisen voor functionaliteit van systemen

Uit informatiestandaarden
< MedMij:Vprepub-2020.01
Versie door Mariëtte Lenselink (overleg | bijdragen) op 27 jan 2022 om 15:22 (MM-2734 herleidbaarheid)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen



1 Algemeen

Deze pagina bevat informatie over algemene aanwijzingen/eisen aan de functionaliteit van PGO- en XIS-systemen die MedMij gegevensdiensten implementeren. Deze informatie is bedoeld als aanvulling op de functionele- en technische ontwerpen van de informatiestandaarden waarin MedMij use-cases voorkomen.

2 Herleidbaarheid

2.1 Inleiding

Voor gegevensuitwisseling tussen patiënt en zorgverlener is het belangrijk dat inzage wordt gegeven in de informatie over de totstandkoming van gegevens in het systeem van de gebruiker (PGO of XIS). Het doel hiervan is aan zowel patiënt als zorgverlener de mogelijkheid te bieden om zelf de gegevens op waarde te kunnen schatten en/of in context te kunnen plaatsen. Het principe van deze informatie over de uitwisseling zelf wordt in de informatiestandaarden aangeduid als herleidbaarheid. Voor de informatiestandaarden houdt dit in, dat zowel patiënt als zorgverlener informatie kunnen inzien over op welk moment (datum/tijd) en met welke partij (“bron”) de inhoudelijke gegevens zijn uitgewisseld.

De scope van herleidbaarheid in de context van MedMij:

  • Raadplegen door de PGO – geef informatie over wie de inhoudelijke gegevens beschikbaar stelt en wanneer ze zijn verzameld door de PGO-gebruiker.
  • Ontvangen door XIS – geef informatie over wie de inzender is en wanneer de gegevens zijn ontvangen in het systeem. Zorg bij overname (reconciliatie) van deze gegevens in het dossier dat in ieder geval duidelijk wordt dat de patiënt deze heeft gedeeld.

Met herleidbaarheid wordt hier dus niet bedoeld dat alle references naar andere FHIR-resources resolvable (opvraagbaar) moeten zijn. Dat is weliswaar ook een uitgangspunt in het algemene technische ontwerp maar staat los van het herleidbaarheidsprincipe dat in de informatiestandaarden en de kwalificatiescripts van MedMij wordt bedoeld.

2.1.1 Voorbeelden gebruik (patient journeys)

  1. Een patiënt is door de huisarts verwezen naar het ziekenhuis. De verwijsbrief van de huisarts is via digitale gegevensuitwisseling in de zorg toegevoegd aan het ziekenhuisdossier. De patiënt wil graag weten welke informatie beide zorgaanbieders hebben en raadpleegt met zijn PGO alle documenten (PDF/A) die aanwezig zijn bij de huisarts en bij het ziekenhuis. Dezelfde verwijsbrief verschijnt twee keer in de PGO. Doordat de patiënt kan zien van welke zorgaanbieder de gegevens afkomstig zijn, is impliciet duidelijk dat de brief van de huisarts ook in het ziekenhuis is verwerkt.
  2. Een aantal bloedwaarden van een patiënt worden in opdracht van de arts maandelijks gemeten door een laboratorium. De patiënt heeft zich niet geabonneerd op labresultaten en ontvangt daardoor geen notificatie dat er nieuwe gegevens beschikbaar zijn. Na een paar maanden vraagt de patiënt zich af of de metingen in de PGO nog wel actueel zijn. Hij kijkt naar de datum waarop voor het laatst metingen in het PGO zijn verzameld. Dit blijkt twee maanden eerder te zijn, de patiënt weet daardoor dat hij de labresultaten beter nog eens opnieuw kan raadplegen.

2.2 MedMij-implementatieadvies voor systemen

2.2.1 PGO

De informatie over herleidbaarheid kan het beste worden gehaald uit de connectie die over het MedMij-netwerk wordt gelegd. De partij die de gegevens beschikbaar stelt: de zorgaanbieder. Informatie over de zorgaanbieder kan uit het zorgadresboek (ZORG-AB) of de ZorgAanbiedersLijst (ZAL) worden gehaald. Kanttekening ZorgAanbiedersLijst (ZAL): de naam op deze lijst kan afwijken van de naam die de patiënt/cliënt kent uit contact met zijn zorgaanbieder.

2.2.2 XIS

Zorg dat duidelijk is dat de gegevens door de patiënt (of gemachtigde) zijn gestuurd. Na overname van de gegevens in het dossier kan ook uit de context blijken dat de informatie afkomstig is van de patiënt. Bijvoorbeeld door een label voor “patiënt als auteur” of “ontvangen uit PGO”. Het moment van ontvangen gaat om de datum en tijd van de technische ontvangst/verwerking in het systeem, dus niet om wanneer de zorgverlener de gegevens opent. Er kan immers vertraging tussen ontvangst en bekijken zitten. Voor de gebruiker kan het waardevol zijn om te weten wanneer de gegevens zijn ontvangen.

2.2.3 Verwachting kwalificaties

Bij kwalificatie worden de requests naar de simulator (Touchstone) los van het MedMij-netwerk uitgevoerd. Daardoor is er geen DigiD-authenticatie waarmee het XIS de persoon kan herleiden. Voor de PGO is er in de connectie met Touchstone geen ZAL of ZORG-AB beschikbaar om de naam van de zorgaanbieder uit op te halen.

  • We adviseren het XIS om gebruik te maken van de persoonsgegevens en het fictieve-BSN (fBSN) die in de kwalificatiematerialen zijn opgenomen van de systeemrol waarvoor wordt gekwalificeerd.
  • We adviseren de PGO om in de kwalificatie (test/acceptatie) omgeving van het systeem een alternatief in te bouwen om de Zorgaanbiederslijst (ZAL) te simuleren, wanneer er een connectie met Touchstone wordt gelegd. Gebruik daarbij bij voorkeur de organisatienaam die in het kwalificatiescript staat voor deze alternatieve lijst. Het is ook mogelijk om een algemene kwalificatienaam toe te passen, bijvoorbeeld kwalificatie@medmij.nl.

Een hulpmiddel bij de kwalificatie kan bijvoorbeeld zijn om gegevens uit de HTTP-header (de base URI endpoint en datum) in te zetten:

HTTP message header