7con:V6.12.11 R-MIM COCT RM000003NL Medische Conditie
Dit materiaal is onderdeel van HL7v3-domein Condition V6.12.11_HL7v3-domeinspecificatie_conditie.
|
R-MIM COCT RM000003NL Medische Conditie
D-MIM: | geen |
HL7v3 artefacttype: | R-MIM |
HL7v3 gestructureerde naam: | A_Medical Condition |
Figuur 3 R-MIM COCT_RM000003NL |
Beschrijving van R-MIM COCT_RM000003NL
Het kernbegrip in dit model is de klasse Condition, die staat voor een specifiek kenmerk van de toestand van de patiënt. De beschrijving van de specifieke interacties (zie [HL7v3 IH Mp]) licht toe hoe de aard van de conditie wordt doorgegeven in het bericht (dit ligt voor overgevoeligheden iets anders dan voor condities in het algemeen).
De Condition is dus het beginpunt (entry point) van elk bericht omtrent condities. Het is de zogenaamde focal class van deze berichten, oftewel de gegevensklasse waar het om draait. De klasse Condition geeft een aspect van de (lichamelijke of geestelijke) toestand van de patiënt aan dat relevant is binnen het patiënt dossier, ook al ligt vooralsnog de nadruk op medicatiebewaking.
Intolerantie of allergie is een vorm van een conditie (een aspect van de toestand van een patiënt). Elke intolerantie/allergie heeft betrekking op precies één veroorzakende stof. Deze veroorzaker (causativeAgent) kan betrekking hebben op een medicatie (handelsproduct) of een losse stof of groep stoffen (zgn. ongewenste groep).
Het huidige informatiemodel voor condities is puur gebaseerd op condities die relevant zijn voor medicatiebewaking. Dat wil zeggen dat bij het bepalen van het model en de gebruikte coderingen geen rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld pollenallergie, patienteigenschappen en de meeste voedselintoleranties, die niet van belang zijn voor medicatie. |
Net als bij alle andere observaties binnen HL7 worden de attributen code en value op een specifieke manier gebruikt om condities te classificeren. Het attribuut code duidt het type conditie aan en niet specifieke ziektebeelden of andere patiëntkenmerken. Het gaat bij het attribuut code alleen om een brede typering van het soort condities dat voorkomt. Op dit moment wordt dit attribuut vooral gebruikt om allergieën en andere overgevoeligheden als categorie te onderscheiden, maar in de toekomst zou dat verder kunnen worden uitgebreid (bijvoorbeeld om handicaps, chronische en acute aandoe¬ningen, complicaties etcetera te onderscheiden). Het attribuut value geeft daarentegen een classificatie van specifieke aspecten van de toestand van de pa¬tiënt aan en wordt bijvoorbeeld gebaseerd op een codering van diagnoses of allergieën. |
Gekoppeld aan de Condition zijn een aantal belangrijke geassocieerde klassen:
- Het subject duidt de patiënt aan waarop de conditie betrekking heeft. Dit gebeurt door een CMET waarmee alle patiëntkenmerken kunnen worden meegegeven. Deze associatie is verplicht benoemd, aangezien de conditie anders contextloos is.
- De author heeft betrekking op de persoon die verantwoordelijk is voor het feit dat deze condition is vastgelegd (als onderdeel van het EPD van de patiënt). Dit is vrijwel altijd een zorgverlener, maar kan ook de patiënt zelf zijn als sprake is van bijvoorbeeld een online ingevuld vragenformulier over bestaande patiëntaandoeningen. Ook deze wordt verplicht benoemd bij elke conditie om het gegeven te borgen.
- De informant is de persoon (of personen) die de bron was voor de informatie over de conditie. Naast de patiënt zelf of de zorgverlener (die een diagnose stelt), kan het ook voorkomen dat een andere betrokken persoon als bron fungeert. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een ouder/verzorger die informatie over een kind overdraagt.
- De causativeAgent (in de afbeelding hierboven aangeduid als participant) is alleen van toepassing op overgevoeligheden (inclusief allergieën). Dit betreft de relatie tussen de overgevoeligheid en de stof of het specifieke medicijn waarop die overgevoeligheid betrekking heeft (die dus de bron of veroorzaker ervan is).
- De predecessor legt een verband tussen de huidige conditie en een conditie die eraan voorafging. Als een zorgverlener bijvoorbeeld een bestaande conditie, geconstateerd door een andere zorgverlener, opnieuw bekijkt en tot een andere of aanvullende conclusie komt, dan kan hiermee de relatie bewaard worden. Merk op dat de aard van de relatie standaard “SUCC” (succeeds) is. Deze zegt alleen dat de huidige volgt op de conditie die wordt geïdentificeerd in ConditionReference. Dit maakt de huidige conditie dus nog geen vervanger van de conditie waaraan gerefereerd wordt.
Naast deze gegevensklassen komen er in de berichten nog een aantal klassen voor, waarmee bijvoorbeeld de ernst van de conditie en de opmerkingen van diverse zorgverleners over de conditie worden doorgegeven, alsook de mutaties die op de conditie zijn uitgevoerd. De details van alle relevante gegevenselementen wordt in de beschrijving van de Message Types ("Berichten") verder toegelicht.