Domain Message Information Models

Uit informatiestandaarden
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Dit materiaal is onderdeel van Jeugdgezondheidszorg V1.0.1.0_HL7v3-domeinspecificatie_Care_Provision.
  • Compatible wijzigingen/nadere bewoordingen, tikfouten kunnen direct in de Wiki gewijzigd worden
  • Open issues die discussie vergen s.v.p. in de commentaarsectie opnemen.

Domain Message Information Models

D-MIM REPC_DM000000

Dit hoofdstuk omvat een algemene beschrijving van het D-MIM (core structure) voor het Care Provision domein. De herkomst van het D-MIM wordt hier vermeld.

Voor een beschrijving van het universele domein Care Provision wordt verwezen naar [HL7NL_IH_CareProvision_Generiek].

Het Care Provision model kent als ingang een CareProvision (PCP) in de ‘Event mood’ omdat het in de zorg communicatie van (deel-)dossiers vrijwel altijd om een registratie van medische handelingen gaat. Deels gaat het om statische informatie, gegevens die in de loop van de tijd redelijk stabiel blijven en rechtstreeks te koppelen zijn aan de patiën,t deels gaat het om dynamische informatie, de registratie van het beloop in de tijd (registratie van anamnese en lichamelijk onderzoek).

Een Care provision bevat op hoofdlijnen contactmomenten (encounters). Deze contacten kunnen vervolgens weer vrije tekst-regels bevatten, diagnoses, metingen (observaties) en verwijzingen (referral).

De verschillende onderdelen van het model worden hierna kort beschreven.

Careprovision

Het startpunt (Entrypoint) van het D-MIM Care Provision is aan CareProvision gekoppeld. Dit is het centrale object in het model. Alle gegevens benodigd voor de berichten zijn aan dit object gekoppeld. Dit is in feite de container van zorgdossier.

CMET’s aan Care Provison

Sommige data-elementen kunnen op verschillende plaatsen een rol spelen en worden dan als herbruikbaar blokje (CMET) in het D-MIM opgenomen.

De volgende CMET’s zijn in het model aan PCP opgenomen:

R_AssignedEntityNL_PO: wordt gebruikt om zorgverleners, medewerkers en derden (personen of organisaties) te beschrijven. Als author is dit de vaste huisarts die verantwoordelijk is voor het beheer van het dossier.

R_PatientNL: wordt gebruikt voor het vastleggen van administratieve patiëntgegevens; speelt de rol van de patiënt.

Patiëntkoppeling

Alle informatie (observaties en verwiijzingen) hebben betrekking op dezelfde patiënt. Deze wordt bepaald door de patiënt die aan de focal class (CareProvision) hangt. Impliciet wordt ervan uitgegaan dat alle informatie betrekking heeft op deze zelfde patiënt.

Persoon- en organisatiekoppeling

Wat betreft de rollen van personen en organisaties, heeft het Care Provision model (D-MIM inclusief de bijbehorende CMET’s) alleen de author en performer nodig. De author is degene die (inhouds)verantwoordelijkheid draagt voor de betreffende medische gebeurtenis. De performer (uitvoerende) van een medische gebeurtenis in een zorgdossier is bijna altijd de auteur. Omdat de verwijzingen vanuit Care Provision ook naar organisaties gaan, wordt hier de Assigned_Entity gebruikt. In alle andere gevallen wordt Assigned_Person gebruikt om de geldende restricties zoveel mogelijk modelmatig vast te leggen. In de AssignedPerson kan desgewenst worden meegegeven namens welke organisatie de persoon handelt. Dit betekent niet dat in elk bericht altijd alle personen en organisaties worden verstuurd. Als algemene regel geldt dat alleen die personen en/of organisatie worden meegestuurd die van belang zijn voor de meegestuurde medische inhoud en als zodanig in het bronsysteem zijn vastgelegd.

Wat betreft de identificatie van personen en organisaties: in de medische gegevens (de payload van de berichten) mag naast de UZI ook de AGB-code gebruikt worden. De identificatie van zorgverleners en gemandateerde medewerkers in de wrappers van de berichten vereist echter UZI-nummers. Deze UZI-nummers zijn noodzakelijk voor authenticatie en autorisatie op het Landelijk Schakelpunt.

Verder is van belang dat degene die verantwoordelijk is voor de zorgrelatie met de patiënt degene is die als zender optreedt. Dit is nodig voor de authenticatie en autorisatie op basis van de gegevens op de envelop (de ‘wrapper’ waar de zender en ontvanger in horen).